Herhaling PSY peuter

Herhaling lesstof Peuter
PSY periode 1 en 2
2024-2025
Oefenvragen voor de toetsweek
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Pedagogisch werkMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Herhaling lesstof Peuter
PSY periode 1 en 2
2024-2025
Oefenvragen voor de toetsweek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Een andere manier waarop baby's contact zoeken met mensen uit de omgeving is door het nadoen van anderen. Welk begrip wordt in het boek gebruikt voor 'nadoen' (vaktaal)
A
Na-apen
B
Namaken
C
Overdoen
D
Imiteren

Slide 3 - Quizvraag

1

Slide 4 - Video

01:39
Hoe noemen we deze test?

Slide 5 - Open vraag

Een peuter zegt: "ikke doen", "ik wil dat niet" en "ik ga niet mee".

Hoe noemen we deze fase?
A
2 = NEE
B
Koppigheidsfase
C
Asociaal
D
Deze fase bestaat niet

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Video

Wanneer is de koppigheidsfase afgelopen?
A
rond de eerste levensjaar
B
rond het eind van de peuterfase
C
rond het eind van de kleuterfase
D
rond het begin van de peuterfase.

Slide 8 - Quizvraag

Centrum van de wereld
Kinderen in de peuterleeftijd kunnen zich nog niet goed inleven in een ander persoon. Het kan voorkomen dat je in de kring zit en een peuter vertelt over zijn konijn dat is doodgegaan. Vervolgens roept een andere peuter uit het niets dat zijn opa ook dood is. Hierop reageren drie andere kinderen die ook door de kring beginnen te roepen over een dood huisdier.

Peuters zien zichzelf nog als het centrum van de wereld en reageren hierdoor plotseling, zonder zich in te leven in de peuter die vertelt over zijn konijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Dit gedrag van de peuter noem je ook wel
A
egocentrisch
B
egoistisch

Slide 10 - Quizvraag

Een peuter heeft de drang op onderzoek uit te gaan. Het kind gaat de wereld vanuit een ander gezichtspunt ervaren en tot ontdekkingen komen. De wereld van de peuter gaat zich uitbreiden. Hij probeert bijvoorbeeld overal op te klimmen en wil alles vastpakken wat hij tegenkomt. Dit noem je in de pedagogiek:
A
Rijpingsproces
B
Exploratiedrang
C
Motorische ontwikkeling
D
Cognitieve ontwikkeling

Slide 11 - Quizvraag

Bij animistisch denken schrijft de peuter menselijke eigenschappen toe aan levenloze voorwerpen.

Welke bewering valt onder animistisch denken?
A
Help, het douchepuntje slurpt mij op
B
Iemand stoot zich aan de tafelpoot, volgens een peuter is de tafelpoot stout
C
Help een monster onder mijn bed
D
Sinterklaas is echt

Slide 12 - Quizvraag

Sleep de juiste onderdelen naar elkaar

Slide 13 - Tekstslide

Oorlog
Blauwe ogen
Uit jezelf huiswerk gaan maken
Interne factor
Externe factor
Zelfbepaling

Slide 14 - Sleepvraag

Een peuter maakt nog geen onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid; alles is mogelijk. Omdat zijn cognitieve vermogen (zijn verstand) nog onvoldoende ontwikkeld is, kan hij nog geen logische oorzaak bedenken voor dingen die gebeuren.

De peuter denkt magisch: hij fantaseert de oorzaak.

Welk voorbeeld valt niet onder magisch denken?
A
De stuifzuiger kan mij opzuigen
B
Papa, de spiegel kan praten
C
Er zit een krokodil onder mijn bed
D
De kerstman vliegt door de lucht

Slide 15 - Quizvraag

Bij een peuter is het van belang om activiteiten vooral te richten op de ontwikkeling van de
A
Fijne motoriek
B
Grove motoriek
C
Fijne motoriek en grove motoriek

Slide 16 - Quizvraag

Kinderen van ouders met een niet-westerse achtergrond lopen vaker een taalachterstand op.
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quizvraag

Een 4-jarig kind weegt gemiddeld 18 kilo.
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

In de peuterfase krijgt een peuter duidelijkere sociale behoeften.
Hoe spelen peuters met elkaar? Koppel de juiste omschrijving aan de leeftijd.
A
tot 3 jaar naast elkaar
B
tot 3 jaar spelen ze helemaal alleen
C
vanaf 2 jaar spelen ze samen

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn verschillende tips ten aanzien van koppig gedrag bij peuters.
Welke tip is onjuist?
A
Blijf rustig en kalm en toon begrip, vermijdt machtsstrijd.
B
Biedt geen keuzes aan.
C
Geef het goede voorbeeld.
D
Geef ruimte tot ontwikkeling eigen wil.

Slide 21 - Quizvraag

Stelling: een veilig gehechte peuter durft zijn ouders boos te maken omdat hij weet dat ze altijd van hem zullen blijven houden.
Is deze stelling juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Tijdens de seksuele ontwikkeling leert de peuter zijn of haar lichaam kennen en benoemt alle lichaamsdelen. Er is nog geen sprake van schaamte.
Een voorbeeld hiervan is dat een peuter geen moeite heeft om in het midden van anderen zijn of haar kleding uit te trekken.

Wat moet je in zulke situatie tegen de peuter zeggen of doen?
A
Opmerkingen maken zoals ‘dat hoort niet, schaam je’
B
De peuter straf geven.
C
De peuter hiervoor niet te straffen anders verliest een kind zijn of haar spontaniteit en openheid.

Slide 24 - Quizvraag

De meeste kinderen zijn er aan toe om zindelijk te worden als ze ..... oud zijn.
A
2.5 jaar
B
3 jaar
C
3.5 jaar
D
4 jaar

Slide 25 - Quizvraag

Als pedagogisch medewerker merk je dat een kind eraan toe is, wanneer hij langer dan ....... droog blijft
A
2 uur
B
3 uur
C
4 uur

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide