Les H4.1 + H4.2 (samengevoegd)

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Telefoon?
Voor aanvang van de les in de kluis of op eigen risico in de bak. 

Zorg dat je op tafel hebt liggen: 
- Pen;
-Rekenmachine; 
- Schrift; 
- Boek

Slide 1 - Tekstslide

Programma 
  • Terugblik vorige les 
  • Doelen van deze les 
  • Uitleg paragraaf 4.1 en 4.2
  • 10 minuten stil aan het werk 
  • Bespreken vraag van de week 
  • Aan het werk (keuze) 
  • Afronding van deze les 

Slide 2 - Tekstslide

Noem één actie die de overheid kan uitvoeren om de markt te beïnvloeden.

Slide 3 - Open vraag

Een pak suiker is een … product
A
Homogene
B
Heterogene

Slide 4 - Quizvraag

Een markt met groenten en fruit in de stad is een...
A
Concrete markt
B
Abstracte markt

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke economische marktvorm hoort de Nederlandse Spoorwegen (NS)
A
Monopolistische concurrentie
B
Monopolie
C
Volkomen concurrentie
D
Oligopolie

Slide 6 - Quizvraag

Doelen van deze les (H4.1)
  • Je weet hoe werknemers beschermd worden, onder andere met het minimumloon
  • Je weet waarom er een economisch verschil is tussen mannen en vrouwen. En wat dit te maken heeft met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). 
  • Je weet wat we bedoelen met voltijd (fulltime) en deeltijd (parttime) werken. 
  • Je weet de verschillende arbeidsmotieven

Slide 7 - Tekstslide

Doelen van deze les (H4.2)
  • Je weet het verschil tussen een vaste baan en flexibele baan
  • Je weet het verschil tussen mensen die werken in loondienst en als zelfstandige
  • Je weet wat de kenmerken zijn van een eenmanszaak, VOFbv en een nv
  • Je weet wat een stichting is. 

Slide 8 - Tekstslide

Wetten die werknemers beschermen
Arbowet (veilige werkplek)

                         Arbeidstijdenwet (maximale werktijden) 


Algemene wet gelijke behandeling 
(man/vrouw gelijk, niet discrimineren op geaardheid/afkomst) 

Slide 9 - Tekstslide

WIA: Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen
WW
Werkloosheidswet
Werknemersverzekeringen: alleen voor mensen die werken in loondienst

Slide 10 - Tekstslide

Wat denk je: wie werken er (gemiddeld) meer uren per week?
A
Mannen
B
Vrouwen

Slide 11 - Quizvraag

Vroeger
Nu

Slide 12 - Tekstslide

Een groot technisch bedrijf zoekt een directeur. Wie gaat het meest verdienen in deze functie?
A
Een man
B
Een vrouw

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Helaas gaat het nog wel eens fout
… beroepen ingedeeld door de overheid.

Slide 15 - Tekstslide

Arbeidsparticipatie
Dat is het percentage van de bevolking dat tot de beroepsbevolking hoort. 


  • Meer vrouwen 
  • Meer gehandicapten 
Beroepsbevolking?
Je hoort bij de beroepsbevolking als je werkt of wil werken. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat ga je verdienen?
  • Recht op minimumloon 
  • Leeftijd
  • Ervaring 
  • Talent 
  • Is er een tekort aan werknemers of juist een overschot. 

Slide 17 - Tekstslide

Minimumloon
Is gebonden aan je leeftijd. Als je een volle werkdag werkt dan ben je 8 uur aan het werk. 

Ben je 16 jaar en werk je de hele dag dan verdien je 26,04 : 8 = €3,26 per uur. Minder verdienen dan het minimumloon mag niet. 

Niet alle landen kennen een minimumloon. 

Let op:
deze bedragen niet uit je hoofd leren.  

Slide 18 - Tekstslide

Tekort of overschot?
Er is veel vraag naar mensen die kunnen werken in de bouw. De lonen zijn dus flink gestegen!

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Gaat Khuki geld verdienen
met haar talent?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Video

Arbeidsmotieven
waarom werken mensen? 

  • Geld verdienen
  • Onderhouden van sociale contacten
  • Geeft structuur in je leven 
  • Samenwerken met collega's 

Slide 23 - Tekstslide

Een vaste of flexibele baan? 
Een vaste baan heb je in principe tot je pensioen. Tussentijds kun je alleen ontslagen worden als er een dringende reden is om jou te ontslaan. Bij een flexibele baan ligt dit heel anders: het aantal uren dat je werkt en de tijdsduur is niet vastgelegd tot je pensioen. Vaak werk je met een jaarcontract. 

Slide 24 - Tekstslide

Loondienst 
Zelfstandige

Slide 25 - Tekstslide

Werken in loondienst 
  • Je hebt een arbeidsovereenkomst (contract);
  • Je krijgt een afgesproken loon;
  • Je hebt vaste vrije dagen
  • Je krijgt ook loon als je ziek bent;
  • Je heb zekerheid bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid
Zekerheid

Slide 26 - Tekstslide

Werken als zelfstandige
  • Je hebt een eigen onderneming;
  • Grote ondernemingen hebben personeel, kleine ondernemingen niet. 
  • Ondernemingen zonder personeel noemen we ZZP-ers (Zelfstandigen Zonder Personeel). 
  • Grote mate van vrijheid: vakanties en werktijden. 
  • Geen uitkering bij ziekte, werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Je kunt je hier wel apart voor verzekeren, maar dit is ontzettend duur. 
  • De winst van de onderneming is je inkomen. Dit is geen vast bedrag per maand (onzekerheid).
Vrijheid

Slide 27 - Tekstslide

Wat heeft jouw voorkeur?
A
Werken in loondienst
B
Werken als zelfstandige

Slide 28 - Quizvraag

Ondernemingsvormen 
Zakelijk en privé niet gescheiden
Eenmanszaak 
- één eigenaar                                            - met of zonder personeel 
- winst en risico voor ondernemer   - inkomstenbelasting 

Vennootschap onder firma (VOF)
- één of meer eigenaren (firmanten)
- winst en risico voor firmanten, volledig aansprakelijk voor schulden
- inkomstenbelasting

Slide 29 - Tekstslide

Ondernemingsvormen 
Zakelijk en privé wel gescheiden
Besloten vennootschap (bv) 
- één of meer eigenaren (aandeelhouders) > niet vrij verhandelbare aandelen. 
 - met of zonder personeel 
- winst voor de aandeelhouders                                           
- vennootschapsbelasting

Naamloze vennootschap (nv)
- twee of meer eigenaren (aandeelhouders) > wel vrij verhandelbare aandelen.
 - met of zonder personeel
- winst voor de aandeelhouders
- vennootschapsbelasting

Slide 30 - Tekstslide

Stichting
Ondernemingsvorm waarbij het doel winst maken niet van toepassing is. Ze willen iets doen voor het goede doel. 
  • Inkomsten: donaties of subsidies. 
  • De leiding is in handen van een bestuur (vrijwillig of met vergoeding) 
  • Blijft er geld over? Dan moet dit in de stichting blijven. 

Slide 31 - Tekstslide

Van voetbalclub Ajax kan iedereen aandelen kopen. Welke ondernemingsvorm is dit?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
NV
D
BV

Slide 32 - Quizvraag

Bij welke ondernemingsvorm moet je als eigenaar inkomstenbelasting betalen?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
NV
D
BV

Slide 33 - Quizvraag

Welke belasting moet je betalen bij een bv en een nv?

Slide 34 - Open vraag

Aan het werk 

De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

Begin met het maken van opgaven 3 en 8 van par 4.1.
Deze gaan we zo klassikaal bespreken. 
Deze les: H4.1 opdracht 3 t/m 11 en H4.2 opdracht 2 t/m 12.


timer
10:00

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 

  • Huiswerk maken verplicht: H4.1 opgave 3 t/m 11 en H4.2 opgave 2 t/m 12.
  • Werken aan eindexamensite 'aftekenen deeltaak 2'
  • Maken eigen samenvatting + rekenopdrachten 
  • Eigen keuze: in overleg met Tobias
timer
10:00

Slide 38 - Tekstslide

Afronding van deze les (H4.1)
  • Je weet hoe werknemers beschermd worden, onder andere met het minimumloon
  • Je weet waarom er een economisch verschil is tussen mannen en vrouwen. En wat dit te maken heeft met de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). 
  • Je weet wat we bedoelen met voltijd (fulltime) en deeltijd (parttime) werken. 
  • Je weet de verschillende arbeidsmotieven

Slide 39 - Tekstslide

Afronding van deze les (H4.2)
  • Je weet het verschil tussen een vaste baan en flexibele baan
  • Je weet het verschil tussen mensen die werken in loondienst en als zelfstandige
  • Je weet wat de kenmerken zijn van een bv en een nv
  • Je weet wat een stichting is. 

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide