toetsbespreking T3 2021

toetsbespreking T3
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenVoortgezet speciaal onderwijsMiddelbare schoolBeroepsopleiding

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

toetsbespreking T3

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1
Gebruik tekst 1
1p Leg uit met behulp van gegevens uit tekst 1 dat er in Rotterdam Zuid sprake is van integraal veiligheidsbeleid.                        
Gebruik in je antwoord:
-    Omschrijving van het begrip ‘integraal veiligheidsbeleid’;
-    Een voorbeeld van integraal veiligheidsbeleid uit tekst 1.    

Slide 2 - Tekstslide

vraag 1
- integraal veiligheidsbeleid houd in dat instellingen en organisaties meehelpen/worden ingezet met het bestrijden van criminaliteit.

- In tekst 1 hebben ze het over het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ). Dat is een samenwerking van het Rijk, Rotterdam, corporaties, zorginstellingen, politie, justitie, bedrijven, scholen en bewoners. Het is een criminaliteitsaanpak en in dit aanpak worden instellingen, bedrijven en scholen ook ingezet om te helpen voorkomen dat jongeren later crimineel gedrag gaan vertonen. Dit is dus een integraal veiligheidsbeleid

Slide 3 - Tekstslide

vraag 2
2p Er zijn verschillende sociologische theorieën die een verklaring geven voor crimineel gedrag. De aanpak van criminaliteit hangt vaak samen met de verklaring die gegeven wordt voor het ontstaan van crimineel gedrag.
Geef een verklaring met behulp van de bindingstheorie voor de wijkaanpak in Rotterdam Zuid.

Gebruik in je uitleg:
-    De omschrijving van de bindingstheorie;
-    Een voorbeeld uit tekst 1 waaruit blijkt dat deze aanpak past bij de bindingstheorie.    

Slide 4 - Tekstslide

vraag 2
De bindingstheorie houdt in dat, maatschappelijke bindingen of sterke integratie van mensen in groepen remmend werken op de criminele impulsen

Voorbeeld tekst:
In tekst 1 staat “Wie werkt heeft, wordt geen crimineel, is de gedachte” (r.38-39). Hieruit kun je afleiden dat het hebben van werk, en dus bindingen met de maatschappij, remmend werkt op crimineel gedrag. (1p)


Slide 5 - Tekstslide

vraag 3
2p Geef ook een verklaring met behulp van de anomietheorie voor de wijkaanpak in Rotterdam Zuid. Gebruik in je uitleg:
-    De omschrijving van de anomietheorie;
-    Een voorbeeld uit tekst 1 waaruit blijkt dat deze aanpak past bij de anomietheorie.    

Slide 6 - Tekstslide

vraag 3
De anomietheorie stelt dat criminaliteit ontstaat wanneer er in een
samenleving de maatschappelijke druk om wenselijk geachte doelen te
realiseren botst met de beschikbare middelen om die doelen op een
legale manier te bereiken

Slide 7 - Tekstslide

vraag 3
. Ze willen dat jongeren minder opleidingen gaan doen waar minder werk in is. Als je dit namelijk wel zou doen kan dat leiden tot verveling omdat je er niet snel een baan in kan krijgen maar je wel geld wil verdienen als je klaar bent met de opleiding. Als ze dan niet snel een baan kunnen vinden kan het zijn dat de jongeren het verkeerde pad op gaan om toch geld te gaan verdienen, omdat ze het op dat moment graag willen (als droom). Dit past dus bij de aanpak omdat dit wordt voorkomen.1p

Slide 8 - Tekstslide

vraag 4
Gebruik tekst 2
2p In het Nationaal Programma Rotterdam Zuid werken de gemeente Rotterdam, de rijksoverheid en vele organisaties samen om de leefomstandigheden op diverse gebieden te verbeteren en daarmee de sociale ongelijkheid te beïnvloeden.
Leg uit dat het in de projecten van tekst 2 gaat om het verminderen van sociale ongelijkheid. Gebruik in je antwoord:

-    De omschrijving van het kernconcept sociale ongelijkheid;
-    Twee voorbeelden uit tekst

Slide 9 - Tekstslide

vraag 4
In de projecten is te zien dat het gaat om ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken. De projecten zijn gericht op verminderen van die ongelijke verdeling en daarmee zou dus de sociale ongelijkheid kunnen verminderen:

Mentoren op Zuid: het gaat hier om ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken, namelijk kennis/opleiding/diploma. Kinderen uit achterstandswijken krijgen extra ondersteuning om te zorgen dat zij een hogere opleiding kunnen volgen en daarmee kan de sociale ongelijkheid verminderen. 1p

Werk en inkomen in de wijk: ook hier is de ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken te herkennen, namelijk de mensen die langdurig in de uitkering zitten hebben een laag inkomen. Door begeleiding naar werk krijgen ze meer kans op een hoger inkomen en kan de sociale ongelijkheid voor deze mensen verminderen. 1p



Slide 10 - Tekstslide

vraag 5
Gebruik tekst 2
1p De overheid heeft een aantal instrumenten om sociale ongelijkheid te beïnvloeden, zoals het wijkgericht achterstandsbeleid. Bij de drie projecten uit tekst 2 is ook een aantal andere overheidsinstrumenten te herkennen.
Leg voor 1 project uit welk ander overheidsinstrument om de sociale ongelijkheid te beïnvloeden je herkent.    

Slide 11 - Tekstslide

vraag 5
Bij Wenl hoort het sociale zekerheidsbeleid. Hier worden mensen geholpen die langdurig thuiszitten door ze te motiveren en begeleiden in dit proces. Bij de sociale zekerheidsbeleid gaat het om het helpen van mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen. door bijvoorbeeld lichamelijke beperking of ene handicap. maar ook mensen die hun baan hebben verloren. En hier gaat het om bij Wenl.

Slide 12 - Tekstslide

vraag 6
Gebruik tekst 2                            
Mensen die wonen in achterstandswijken zoals Rotterdam Zuid hebben een verhoogd risico op sociale uitsluiting in de Nederlandse samenleving.
Eén van de componenten waarmee de mate van sociale uitsluiting kan worden vastgesteld is geringe toegang tot sociale grondrechten.

2p Leg uit voor twee van de drie projecten op welke wijze de toegang tot sociale grondrechten wordt verbeterd.    

Slide 13 - Tekstslide

vraag 6
Met het project waarbij studenten kinderen mentoren of coachen word de toegang tot de sociale grondrechten verbeterd doordat ze toegang krijgen op gratis bijles. Hun toegang tot gratis scholing wordt verbeterd.

Met het project wijkgerichte aanpak van Werk en Inkomen word de toegang tot de sociale grondrechten verbeterd doordat mensen met een uitkering bijvoorbeeld cursussen of zorg krijgen zodat ze kunnen werken.


Slide 14 - Tekstslide

vraag 7
Gebruik regel 17 t/m 50 van tekst 2.
Vanuit de drie verschillende politieke ideologieën wordt verschillende gedacht over de rol van de overheid en de verzorgingsstaat.

2p Beredeneer hoe iemand met een liberale achtergrond zal aankijken tegen het project “Werk en Inkomen in de wijk”. Betrek in je antwoord:
-    De algemene uitgangspunten van het liberalisme.
-    De visie van de liberale ideologie op sociale ongelijkheid.            


Slide 15 - Tekstslide

vraag 7
De liberalen hebben veel vertrouwen in de vrije markt. Eigen verantwoordelijk heid en eigen initiatief staat erg hoog bij de liberalen. De overheid moet zich beperkt bemoeien met het leven van de burgers.1p

Bij werk en inkomen in de wijk zijn de heel erg gericht op het helpen van die mensen, ze willen de mensen beter leren kennen en dichter opn de dagelijkse gang van zaken in de wijk zitten.  Iemand met een liberale achtergrond zal hier negatief tegen aan kijken omdat hij of zij dus juist heel erg staat voor eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid. Die ontbreekt hier.1p



Slide 16 - Tekstslide

vraag 8
Gebruik r. 51 t/m 81 van tekst 2.
De overheid in Nederland is altijd heel terughoudend geweest met betrekking tot de opvoeding. De laatste jaren is daar een verandering in te zien.

2p Leg uit dat het project Children’s Zone kan bijdragen aan de socialisatie van opvoeders. Gebruik in je uitleg:
-    De omschrijving van het kernconcept socialisatie;
-    Een voorbeeld van socialisatie uit r. 51 t/m 80 van tekst 2.    
-    Geef vervolgens aan welke functie van socialisatie hier van toepassing

Slide 17 - Tekstslide

vraag 8
Het project Childerns zone kan bijdragen aan socialisatie van opvoeders. Socialisatie houdt namelijk in; het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van groepen of samenleving waar mensen toe behoren. Het proces gaat via opvoeding, opleiding en andere vormen van omgang met anderen. In tekst 2 zie je dit goed terug omdat de ouders van kinderen van 0-14 jaar goed worden geholpen bij de opvoeding. Er worden namelijk vaardigheden aangeleerd om de basis goed op orde te hebben. Dit word dan overgedragen op de kinderen waardoor je kan spreken dat de cultuur word overgedragen en verworven via de opvoeding.

functie: reguleren van gedrag

Slide 18 - Tekstslide

vraag 9
2p De theorieën die verklaringen bieden voor crimineel gedrag zijn onder te brengen in de klassieke school en de moderne school. Leg uit wat het grootste onderscheid is tussen deze twee wetenschappelijke visies.

Slide 19 - Tekstslide

vraag 9
De klassieke school is krijgen alle daders gelijke straffen bij een bepaald misdaad. Bij de moderne school wordt er met de straf voor een bepaalde misdaad rekening gehouden met biologische en socialistische verklaringen. Het grote verschil is dus dat er bij de klassieke school altijd uit wordt gegaan van misdaad met volle verstand en bij de moderne school kijken waarom iemand dit misdrijf heeft gepleegd en wordt er dus rekening gehouden met factoren als binding, leefomgeving enz.

Slide 20 - Tekstslide

vraag 10
Gebruik tekst 3
1p Bedreigingen in een samenleving kunnen onderverdeeld worden in drie categorieën. Leg uit welke categorie betrekking heeft op tekst 3.


Slide 21 - Tekstslide

vraag 10
sociale bedreigingen, omdat de misdrijven in de tekst allemaal van menselijke aard zijn, het zijn mensen die de problemen veroorzaken en de wet overtreden door bijvoorbeeld te schieten met een vuurwapen of diefstal.

Slide 22 - Tekstslide

vraag 11
2p Gebruik tekst 3
In alinea 3 komen voorbeelden van subjectieve en objectieve veiligheid voor. Toon dit aan door:
-    Een omschrijving te geven van beide begrippen
-    Van beide begrippen een voorbeeld uit alinea drie te noemen.

Slide 23 - Tekstslide

vraag 11
objectieve veiligheid is het aantal misdrijven en de kans erop en subjectieve veiligheid is het gevoel van dreiging en onveiligheid. in alinea 3 lees je dat veel inwoners uit helmond zich onveilig voelen door de misdrijven die er worden gepleegd en dit is een typisch voorbeeld van subjectieve veiligheid omdat het gaat over de gevoel van mensen in plaats van echte cijfers van misdrijven die worden gepleegd,

ook staat in alinea 3 dat de criminaliteit is afgenomen met 30% en dit is een voorbeeld van objectieve veiligheid omdat er nu gesproken word over echte cijfers wat betreft misdrijven en er is in dit geval een groot verschil tussen objectieve en subjectieve veiligheid.

Slide 24 - Tekstslide

vraag 12
Gebruik tekst 3
2p Leg uit wat de selectiviteitshypothese inhoudt en hoe dit ervoor kan zorgen dat de subjectieve veiligheid van Helmonders nog verder toeneemt.

Slide 25 - Tekstslide

vraag 12
selectiviteitshypothese is wat je hoort en of ziet wat aansluit aan je referentiekader. in Helmond voelen mensen zich onveilig doordat er delicten voorkomen wat een 'high impact crime' wordt genoemd dit wordt overal op de media geschreven geeft het dus een onveilig gevoel.

Slide 26 - Tekstslide

vraag 13
Gebruik tekst 3
2p Leg uit welke politieke ideologie het meest achter deze aanpak van de gemeente Helmond staat.
Maak in je redenering gebruik van:
-    De omschrijving van het kernconcept ideologie.

Slide 27 - Tekstslide

vraag 13
De politieke ideologie die het meest achter de aanpak van de gemeente Helmond staat zijn de socialisten, die staan voor een sterke overheid en in Helmond word er meer politie en buurtpreventieteams ingezet, dit past bij de denkbeelden en de ideeën van de socialisten die de overheidsinvloed in de maatschappelijke wenselijk vinden. 

Slide 28 - Tekstslide

vraag 14
Gebruik tekst 3
2p De dader van de schietpartij in Helmond is opgepakt en is hier ook voor berecht (gestraft). Beredeneer welk doel van straffen hier in Helmond waarschijnlijk achter zat.
Maak in je redenatie gebruik van:
-    Vermelding van 2 doelen van straffen
-    Leg voor beide doelen uit wat ze beogen. (willen bereiken)

Slide 29 - Tekstslide

vraag 14
De straf van de dader is gericht op afschrikking en resocialisatie. Afschrikking houdt in dat je moet laten zien dat er een straf staat op het vertonen van criminaliteit. Zodra er geen straf op staat zullen mensen sneller de wet overtreden. De rechter wilde eerst een straf geven van 4 jaar, dit zorgt wel voor afschrikking ook voor anderen omdat dit wel lang is.

Daarnaast past resocialisatie ook goed als straf omdat de dader wordt geholpen om naar zijn straf weer goed mee te kunnen doen in de samenleving. Hij wordt namelijk geholpen bij het afkicken van zijn drugsprobleem waardoor hij nadat hij zijn straf heeft uitgezeten hopelijk niet weer de fout in zal gaan en dus weer goed mee kan doen in de samenleving.

Slide 30 - Tekstslide

vraag 15
Gebruik tekst 3
2p Beredeneer of er in alinea 6 sprake is van daadrecht of daderrecht.

Slide 31 - Tekstslide

vraag 15
Er is in alinea 6 sprake van daderrecht want er is gekeken naar zijn omstandigheden en hoe hij tot dit vergrijp is gekomen, het was niet met zijn volle verstand zoals ze bij de klassieke school beweren. De rechter koos voor een lagere straf omdat de dader op jonge leeftijd, buiten zijn schuld om, in aanraking kwam met drugscriminaliteit. Dit is goed voorbeeld van daderrecht.

Slide 32 - Tekstslide

vraag 16
2p Iedere Nederlander weet dat een schietpartij in Nederland volgens de wet niet is toegestaan. Wie hebben in Nederland de wetgevende macht? Leg tevens uit tot de welke (nummer is voldoende) macht(en) deze actoren behoren

Slide 33 - Tekstslide

vraag 16
Parlement 1e macht
Ministers 2e macht


Slide 34 - Tekstslide