Boven-Samen: Leidend “Goedemorgen, ik zal maar meteen doorlopen, want ik heb een afspraak.”
Samen-Boven: Helpend “Goedemorgen, mijn naam is Jansen. Ik heb om 9 uur een afspraak. Wilt u even kijken of dat klopt?
Samen-Onder: Meewerkend “Eh… goedemorgen, mijn naam is Jansen. Ik dacht dat ik om 9 uur een afspraak had… eh…”
Onder-Samen: Afhankelijk “Goedemorgen, moet ik hier gaan zitten of eh…?”
Boven-Tegen: Concurrerend “Zegt u de heer Pietersen snel dat ik er ben! Ik wil meteen mijn gesprek.”
Tegen-Boven: Agressief “Ja, kun je niet wat opschieten; wie denk je wel dat je bent!”
Tegen-Onder: Opstandig “Ik heb om 9 uur een afspraak, maar ik zal wel weer uren moeten wachten. Dat gaat hier altijd hetzelfde…”
Onder-Tegen: Teruggetrokken “Ik heet Jansen… zucht…” en gaat stilletjes zitten.