5) Omgaan met weerstand / conflicten

5) Omgaan met weerstand
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

5) Omgaan met weerstand

Slide 1 - Tekstslide

Wat is weerstand? 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Weerstand is betrokkenheid
- Belangrijk bij het professioneel omgaan met ‘weerstand’ is dat je je beseft dat ‘weerstand’ jouw beleving is van het gedrag van de ander. 
- De ander benoemt zijn gedrag niet als ‘weerstand’, integendeel. 
Weerstand is een manier van de ander om te laten merken dat hij betrokken is en dat hij opkomt voor zijn eigen belangen. 
- Het is de kunst om er achter te komen wat dat belang van de ander is én dat jullie er samen uit komen. Ga dus niet tegenover de ander staan maar probeer er naast te staan. 

Slide 4 - Tekstslide

Omgaan met weerstand: drie manieren
Er zijn verschillende manieren om te reageren op weerstand om zo meer regie te hebben over het gesprek.  Afhankelijk van de mate van weerstand, kies je een manier om te reageren.

  • Hoe meer weerstand er is, hoe meer je kiest voor informeren en ondersteunen.

  • Als de weerstand minder is geworden, ga je pas overtuigen of eventueel ''afdwingen''.

  • Als je eerst begint met informeren en ondersteunen, dan is de ander eerder bereid na te denken over je verzoek of wens. En hoef je minder te overtuigen of zelfs af te dwingen.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Reageren op Weerstand
  • Voorbereiden: bereid je gesprek voor zodat je weet dat er weerstand kan zijn. 
  • Benoemen: zeg hardop dat je weerstand voelt: dat geeft de ander de gelegenheid te reageren en aan te geven wat zijn bezwaren zijn.
  • Erkennen: laat weten dat je begrijpt dat de ander weerstand voelt: dat maakt dat de ander zich gehoord voelt en dat neemt een deel van de weerstand vaak al weg.
  • Ruimte geven: ga er niet meteen tegenin maar laat de ander eerst praten en vertellen wat hij op zijn hart heeft. Zo is de eerste emotie er uit. Je zorgt er zo ook voor dat de ander eerder bereid is (meer) mee te werken.
  • Bevragen: vraag rechtstreeks naar de bezwaren zodat je daarop in kunt gaan.
  • Meebewegen en kantelen: geef de ander gelijk in zijn bezwaren: daarmee vergroot je de bezwaren eigenlijk uit. Dat is vaak ook weer niet de bedoeling, dus op dat moment zal de ander iets gaan toegeven.
  • Van weerstand profiteren: mensen weten vaak precies wat goed loopt en wat beter kan. Vraag hoe de ander vindt dat het beter of anders kan en leer van hun inzichten.

Slide 7 - Tekstslide

Valkuilen:
  • In discussie gaan.
  • Overtuigen bij veel weerstand.
  • Informeren bij weinig weerstand.
  • Onderhandelen met iemand die niet wil onderhandelen.
  • Verontschuldigen: ‘Wij kunnen er ook niks aan doen, we moeten wel…'

Slide 8 - Tekstslide

Welke valkuilen zie in je in de volgende video?

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Welke valkuilen heb je gezien?

Slide 11 - Woordweb

Herkennen van Weerstand:
  • Non verbaal
  • Iemand niet laten uitspreken
  • Discussie aangaan
  • Ja zeggen, nee doen
  • Ander onderwerp aansnijden

Slide 12 - Tekstslide

Roos van Leary

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de Roos van Leary? 
  • De Roos van Leary is een communicatiemodel dat inzicht geeft in natuurlijke interactiepatronen tussen mensen, en in hoe je de communicatie effectief kunt beïnvloeden. 

  • Roos van Leary bekijkt het gedrag van mensen vanuit de behoeften invloed en onderscheidt 8 communicatiestijlen.

  • De Roos van Leary gaat over  de manier waarop je je boodschap overbrengt. Dit heeft effect op de reactie die je bij de ander oproept en op de interactie die vervolgens tussen jullie ontstaat.
    Het gedrag van de één, roept het gedrag van de ander op. Het Roos van Leary model geeft inzicht in hoe je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Maak de test:
https://www.123test.com/nl/leary/

Slide 18 - Tekstslide

Uitganspunten:
Boven-Samen: Leidend “Goedemorgen, ik zal maar meteen doorlopen, want ik heb een afspraak.”
Samen-Boven: Helpend “Goedemorgen, mijn naam is Jansen. Ik heb om 9 uur een afspraak. Wilt u even kijken of dat klopt?
Samen-Onder: Meewerkend “Eh… goedemorgen, mijn naam is Jansen. Ik dacht dat ik om 9 uur een afspraak had… eh…”
Onder-Samen: Afhankelijk “Goedemorgen, moet ik hier gaan zitten of eh…?”
Boven-Tegen: Concurrerend “Zegt u de heer Pietersen snel dat ik er ben! Ik wil meteen mijn gesprek.”
Tegen-Boven: Agressief “Ja, kun je niet wat opschieten; wie denk je wel dat je bent!”
Tegen-Onder: Opstandig “Ik heb om 9 uur een afspraak, maar ik zal wel weer uren moeten wachten. Dat gaat hier altijd hetzelfde…”
Onder-Tegen: Teruggetrokken “Ik heet Jansen… zucht…” en gaat stilletjes zitten.

Slide 19 - Tekstslide