6.1 Procentberekeningen

Hoofdstuk 6
De laatste les op school zijn jullie bezig geweest met het rekenen met percentages. Er waren twee verschillende vormen, namelijk één waarbij je de procenten moest uitrekenen (dia 2) en een waarbij je het percentage 
al weet (dia 3). 
Ter herhaling komen eerst deze dia's aan bod, daarna ga ik jullie 
iets nieuws leren.
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6
De laatste les op school zijn jullie bezig geweest met het rekenen met percentages. Er waren twee verschillende vormen, namelijk één waarbij je de procenten moest uitrekenen (dia 2) en een waarbij je het percentage 
al weet (dia 3). 
Ter herhaling komen eerst deze dia's aan bod, daarna ga ik jullie 
iets nieuws leren.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Vermenigvuldigingsfactor
Tot nu toe hebben we dus een tabel gebruikt om met procenten te kunnen rekenen.
Deze berekeningen kunnen ook zonder tabel (als je het percentage weet). Je gebruikt dan de vermenigvuldigingsfactor.
De vermenigvuldigingsfactor die bij 18% hoort vind je door 18% te delen door 100. Dat kun je uit je hoofd, 18 : 100 = 0,18.
18% van 700 kun je dan uitrekenen door de volgende som te maken:
0,18 x 700 = 126
De vermenigvuldigingsfactor doe je dus keer het aantal.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is de vermenigvuldigingsfactor van 67%?
A
6,7
B
0,67
C
67
D
0,067

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de vermenigvuldigingsfactor van 5%?
A
5
B
0,5
C
0,05
D
0,005

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de vermenigvuldigingsfactor van 108%?
A
1,08
B
0,108
C
0,18
D
1,80

Slide 7 - Quizvraag

Toename/afname in procenten
Weet je de toename/afname in procenten dan kun je in één keer het nieuwe bedrag berekenen. Dat doe je als volgt:
  • Het oude bedrag is 100%
  • Tel daar de procentuele toename bij op of haal de procentuele afname er van af
  • Maak van dat percentage een vermenigvuldigingsfactor
  • Met de rekenmachine kun je nu het antwoord uitrekenen

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld 1
Een tas kost € 27. In het nieuwe jaar wordt hij 3% duurder.
Bereken de nieuwe prijs.

  • 100% + 3% = 103%
  • 103 : 100 = 1,03
  • 1,03 x 27 = € 27,81

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld 2
Een trui kost € 28,95. In de uitverkoop krijg je 15% korting.
Bereken de prijs in de uitverkoop.

  • 100% - 15% = 85%
  • 85 : 100 = 0,85
  • 0,85 x 28,95 = 24,6075 = € 24,61

Slide 10 - Tekstslide

Absolute en relatieve toename
De toename in procenten heet de relatieve toename.
De toename in euro's of aantallen heet de absolute toename.

Hetzelfde geldt natuurlijk voor afname.

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opgave 2 t/m 16
Blz. 63-66

Slide 12 - Tekstslide

Werkboek opgave

Slide 13 - Tekstslide

Uitwerkingen
De antwoorden van de opgaven zet ik in Magister neer, bij de studiewijzers. Ik ga er vanuit dat jullie dit eerst zelf maken en daarna na gaan kijken!

Slide 14 - Tekstslide