KT1 - Botten anatomie

                                   Anatomie fysiologie en pathologie 
          Periode 2 leerjaar 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 2,4

In deze les zitten 31 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

                                   Anatomie fysiologie en pathologie 
          Periode 2 leerjaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesindeling
  1. Welkom + Osiris
  2. Terugblik vorige week
  3. Theorie 'Het skelet'
  4. Zelf aan de slag 
  5. Huiswerk en afsluiting 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kun jij:
  • Vertellen welke functies het menselijk skelet heeft
  • Uitleggen hoe een bot is opgebouwd
  • Uitleggen welke soorten botverbindingen er zijn
  • De 6 verschillende soorten synoviale gewrichten benoemen inclusief voorbeelden hiervan

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Functies skelet
Uit hoeveel botten bestaat ons skelet?
Welke functies weten jullie?

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het skelet
Skelet: 206 botten (een baby maar liefst 300 botten)
  • Beweging (aanhechting spieren)
  • Bescherming (zachte weefsels en organen)
  • Bloedcelproductie (rode beenmerg)
  • Opslag mineralen en energie (o.a. calcium)
  • Steun en vorm

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het bot, de bouw
Normaal beenweefsel: Harde tussencelstof bestaat voornamelijk uit collagene vezels. Bloedvoorziening vanuit het periost

Kraakbeen: bevat geen kalkzouten daardoor veel minder hard en buigzamer
Botvlies/beenvlies/periost
  • Stugge aanhechtingsplaats voor pezen en 
bindweefselbanden
  • Bevat botvormende cellen (osteoblasten)

Slide 6 - Tekstslide

Rode beenmerg maakt bloed aan
Gele beenmerg is energiereserve (vetcellen)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten botten
  • Pijpbeenderen: Lang en dun (dijbeen, opperarmbeen)

  • Platte beenderen: Breed en plat (schedel, schouderblad)

  • Onregelmatig gevormde beenderen (rugwervel, bekken)


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijpbeenderen
spongiosa; hier bevindt zich rode beenmerg. Hier worden erytrocyten, leucocyten en trombocyten gevormd. 

in onze ledematen, bevatten groeischijven = epifysaire schijf

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bovenste ledematen

humerus
radius
ulna
Onderste ledematen

femur
tibia
fibula

Slide 12 - Tekstslide

Humerus: opperarmbeen
radius: spaakbeen
ulna: ellepijp

femur: dijbeen
scheenbeen: tibia
kuitbeen: fibula
Platte beenderen
-Bevat rood beenmerg waarin leukocyten, trombocyten en erytrocyten worden gevormd;
-van buiten naar binnen:
*periost 
*corticalis (schors)
*spongiosa met daarin het rode beenmerg.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Platte beenderen

cranium
costae
sternum
scapula(e)

Slide 14 - Tekstslide

Humerus: opperarmbeen
radius: spaakbeen
ulna: ellepijp

femur: dijbeen
scheenbeen: tibia
kuitbeen: fibula
Onregelmatig gevormde beenderen
Voorbeeld:
vertebrae
ossa carpi
ossa tarsi 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Open opdracht 'Skelet om in te vullen'

Schrijf op welk bot waar zit en hoe dit bot in het Latijn heet .

Ben je klaar? Maak dan de opdracht in de link op de volgende dia. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weetjes over je botten
1. Je skelet is gemaakt van meer dan 200 botten
2. Botten zijn gevuld met een sponsachtig weefsel
3. Baby's worden geboren met 300 botten
4. Het kleinste bot in het lichaam zit in je oor
5. Het langste bot in het lichaam zit in je been
6. Botten zijn ontworpen om tegen een stootje te kunnen
7. Meer dan de helft van je botten zit in je handen en voeten; Je hebt in totaal 206 botten en 106 van hen bevinden zich in handen en voeten.
8. Eén bot is niet verbonden met andere botten- welke?
9. Het grootste gewricht in je lichaam is je knie
10. Botten zijn sterk, maar tanden zijn sterker
11. Botten zijn natuurlijke genezers

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Botverbindingen
  1. Bindweefselverbindingen: vb. schedel, tanden in kaakbot
    - Stevigheid en stabiliteit, geen beweging
  2. Kraakbeenverbindingen: vb. ribben, wervelschijven
    - Beperkte beweging, kan veel kracht hebben
  3. Synoviale verbindingen: 'echte gewrichten'
    - Maken grote bewegingen mogelijk

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Synoviale gewrichten
  1. Gewrichtskraakbeen: vangt drukkrachten op
  2. Gewrichtsholte: bevat gewrichtsvloeistof
  3. Gewrichtsvloeistof: 'smeerolie'
  4. Gewrichtskapsel: houdt botten bij elkaar
  5. Bindweefselbanden: versterken botverbinding

Slide 20 - Tekstslide

gewrichtsvloeistof voedt kraakbeen, zorgt voor schokdemping en soepele beweging

Slide 21 - Tekstslide

Slijmbeurs (bursa): zakje gevuld met vloeistof -> schokdemper, zorgt dat pees makkelijker over bot glijdt

Kraakbeenschijf: meniscus -> tussen gewrichtsoppervlakken als schokdemper
Soorten gewrichten

Zie de link op de volgende pagina.

Beschrijf per soort gewricht kort hoe het werkt (hoe kan het bewegen?) en waar in het lichaam het zit. 

Slide 22 - Tekstslide

Beschrijf per soort gewricht kort hoe het werkt (hoe kan het bewegen?) en waar in het lichaam het zit. 

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

  1. Scharniergewricht: Één beweging mogelijk (elleboog)
  2. Kogelgewricht: Kop en kom (heup, schoudergewricht)
  3. Eivormig gewricht: Eivormige kop en kom (pols)
  4. Zadelgewricht: Twee assen (duimgewricht)
  5. Rolgewricht: Botten draaien om elkaar (spaakbeen/ellepijp)
  6. Vlakgewricht: Botten schuiven over elkaar (schouderblad)

Slide 24 - Tekstslide

eivormig gewricht: ellipsoïd gewricht

Klik op titel voor voorbeelden
Wervelkolom
Totaal 33 (of soms 34) wervels

Lordose: kromming, bolle kant naar de buik
Kyfose: kromming, bolle kant naar de rug


Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wervelkolom
De wervelkolom bestaat uit:
7 halswervels = cervicale wervelkolom
12 borstwervels = thoracale wervelkolom
5 lendenwervels = lumbale wervelkolom
5 heiligbeenwervels vergroeid tot 1 heiligbeen
3 of 4 staartbeenwervels of stuitwervels, vergroeid tot 1 staartbeen

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ribben en borstbeen
Ribben: costae
Borstbeen: sternum 

Ribben zitten vast aan wervelkolom.
De bovenste 7 paar ribben zijn aan de voorkant ook nog verbonden met het borstbeen
Het 8ste, 9de en 10de  paar zijn met ribkraakbeen verbonden met het 7de paar, 
Het 11de en 12de paar zitten niet vast aan borstbeen 

Slide 28 - Tekstslide

eivormig gewricht: ellipsoïd gewricht

Klik op titel voor voorbeelden

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
Open het werkboek op Cumlaude (week 2) en ga met de opdrachten aan de slag. 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Maken MBO leren Pathologie: 
Fracturen,  Bewegingsapparaat , Letsels van het bewegingsapparaat

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies