7,3 Democratische revoluties

10 min. Lezen paragraaf 7.3
Maken vraag 1 t/m 7
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

10 min. Lezen paragraaf 7.3
Maken vraag 1 t/m 7

Slide 1 - Tekstslide

7.3 De democratische revoluties.
Kenmerkend aspect:
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van deze presentatie kun je uitleggen:
  • hoe de Amerikaanse Revolutie verliep
  • hoe de Bataafse Revolutie verliep
  • hoe de Franse Revolutie ontstond
  • hoe Frankrijk zich ontwikkelde van monarchie naar keizerrijk

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet jij eigenlijk van democratisch revoluties in de 18e eeuw?

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Toon telkens met twee voorbeelden aan dat verlichte ideeën werden opgenomen in:
- de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring.
- de Amerikaanse grondwet.

Slide 8 - Open vraag

Rond 1800 maakten democratische revoluties een eind aan het ancien régime in westerse landen. Wetten gaven staatsburgers politieke burgerrechten en invloed op het bestuur.
Burgers gingen zelf de politieke macht uitoefenen. Dat gebeurde voor het eerst in Noord-Amerika: 13 Britse koloniën kwamen in opstand tegen hun moederland.
In 1765 begon de Amerikaanse Revolutie.
Op 4 juli 1776 verklaarde het Congres zich onafhankelijk.
In 1787 werd de Amerikaanse grondwet aangenomen: er kwam een nationale regering onder leiding van een president.
Er kwam een scheiding van machten:
  • wetgevende macht - Congres en Huis van Afgevaardigden
  • uitvoerende macht - president
  • rechterlijke macht – Hooggerechtshof
Er kwamen grondrechten: belangrijkste rechten van burgers die in de grondwet zijn vastgelegd.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Bekijk vraag 3a blz. 76 in je boek en noteer de juist volgorde.
b. Geef aan welk feit van vraag 3a, het beste duidelijk maakt dat de Bataafse Revolutie een democratische revolutie was.

Slide 11 - Open vraag

De democraat Van der Capellen schreef een pamflet dat het startsein werd voor een democratische beweging. Patriotten kwamen in opstand en namen in enkele steden de macht over. In 1787 maakte een Pruisisch leger daar een eind aan.

In 1795 begon de Bataafse Revolutie met de inval van het Franse leger. De Bataafse Republiek werd uitgeroepen met een scheiding van kerk en staat. 
De Nationale Vergadering was verdeeld of de gewesten zelfstandig mochten blijven of dat er een eenheidsstaat moest komen. 
1805 - Napoleon maakte een einde aan de Bataafse Revolutie.

1806 – Nederland werd koninkrijk onder Lodewijk Napoleon 
1810 – Nederland werd onderdeel van Frankrijk 
1813 – Nederland werd bevrijd, werd monarchie en eenheidsstaat.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk vraag 4a blz. 76 en noteer de juiste volgorde van de feiten.
b. Geef aan welk feit van vraag 4a, het beste duidelijk maakt dat de Franse Revolutie een democratische revolutie was.

Slide 14 - Open vraag

Leg uit wat bij democratische revoluties veranderde wat betreft:
a grondwetten
b staatsburgers
c vaststelling van wetten
d deelneming aan de politiek

Slide 15 - Open vraag

Bekijk vraag 5a blz. 77 wb. Noteer de nummers van de 9 feiten in de juiste volgorde.
b. Let uit waarom feit 6 wordt gezien als einde van de Franse revolutie.

Slide 16 - Open vraag

Lees de tekst ter discussie en gebruik afb 7.15 blz. 88 tb en bron 7 blz. 76 wb.
a Geef telkens met een voorbeeld aan welke drie soorten Franse overheersingen er waren in Europa in 1812.
b Noem telkens een argument om Napoleon te zien als: reactionair, revolutionair en verlicht absoluut vorst.

Slide 17 - Open vraag

Gebruik afb. 7.13 blz. 87 tb en leg uit dat deze afbeelding past bij het kenmerkend aspect van deze paragraaf.

Slide 18 - Open vraag

Gebruik afbeelding 7.1 blz. 80/81 tb. Leg uit dat deze afbeelding past bij het kenmerkend aspect van deze paragraaf.

Slide 19 - Open vraag

5-5-1789: Lodewijk XVI riep Staten-Generaal bijeen > meer belasting innen voor staatsschuld; onenigheid in Staten-Generaal over wijze van stemmen > als standen of als afgevaardigden?
juni 1789: burgers riepen Nationale Vergadering uit
14-7-1789: opstand in Parijs nadat de koning met leger de NV uiteen wilde jagen
Overal geweld van Franse Revolutie: democratische revolutie in Frankrijk
1791: NV nam democratische grondwet aan. Frankrijk werd een constitutionele monarchie. De koning hield de uitvoerende macht, het parlement kreeg de wetgevende macht.
Vanaf 1792 kregen radicale democraten steeds meer invloed en macht.
Parlement koos met algemeen mannenkies-recht een nieuw parlement. Monarchie werd afgeschaft en Frankrijk werd een republiek.

In 1793 werd Lodewijk XVI onthoofd. 
Parlement vormde regering o.l.v. de radical Robespierre. Iedere tegenstander van de regering was een vijand van het volk en van de revolutie. Door terreur vielen er veel slachtoffers.
In 1794 werd Robespierre slachtoffer samenzwering en onthoofd.
 Na val Robespierre:
 volksinvloed werd teruggedrongen
 1799 Napoleon zette regering af, greep alleenheerschappij
 Napoleon liet zijn staatsgreep goedkeuren in een referendum
 Napoleon sloot vrede met alle vijanden
 1804 Napoleon kroonde zichzelf tot keizer, onderwierp grote delen Europa
 
1812 dramatische nederlaag in Rusland
1815 definitief verslagen bij Waterloo, vrede in Europa

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
democratische revolutie: ingrijpende politieke verandering waarbij een democratische grondwet wordt ingevoerd. 
staatsburger: iemand met burgerrechten van een staat. 
moederland: land met koloniën. 
Amerikaanse Revolutie: democratische revolutie waarbij de Verenigde Staten van Amerika ontstonden (1775-1783). 
Congres: wetgevende vergadering in de VS
grondwet: (constitutie) wet waarin staat hoe een staat geregeerd wordt en wat de rechten en plichten van burgers zijn. 
Hooggerechtshof: hoogste rechtbank in de VS 
grondrechten: belangrijkste rechten van burgers die in de grondwet zijn vastgelegd 

Slide 22 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
patriot: voorstander van democratie in Nederland. 
Bataafse Revolutie: democratische revolutie in Nederland (1795-1805) 
scheiding van kerk en staat: als godsdienstige organisaties en over-heid zich niet met elkaar bemoeien 
eenheidsstaat: staat waarin gemeente- en provinciebesturen ondergeschikt zijn aan het lands-bestuur.
Franse Revolutie: democratische revolutie in Frankrijk. 
radicaal: voor grondige veranderingen. 
terreur: 1 bangmakerij met geweld, 2 schrikbewind, bestuur dat zijn onderdanen met geweld bang maakt 


Slide 23 - Tekstslide

Begrippen uit deze les:
staatsgreep: plotselinge en geweld-dadige overname van de
staatsmacht. 
referendum: volksstemming 

Slide 24 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 25 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je deze
les nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 26 - Open vraag