Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
H2 Woordsoorten
GOEDEMORGEN
Leg je spullen klaar op het hoekje
van je tafel.
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
GOEDEMORGEN
Leg je spullen klaar op het hoekje
van je tafel.
Slide 1 - Tekstslide
Nederlands
Leg je huiswerk open op tafel.
Vandaag: uitleg grammatica woordsoorten
Zelfstandig werken:
Zinsdelen en woordsoorten afmaken.
(=huiswerk voor volgende week vrijdag)
Slide 2 - Tekstslide
Doel:
Na deze les weet je wat een (stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord is.
Slide 3 - Tekstslide
Wat weet je al?
Lidwoorden
Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Slide 4 - Tekstslide
Welke woordsoorten ken je
Slide 5 - Woordweb
Lidwoorden
Bepaald lidwoord: de - het
Onbepaald lidwoord: een
Slide 6 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden (ZN)
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).
Namen
zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.
Slide 7 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van
een bijvoeglijk naamwoord.
Slide 8 - Woordweb
Bijvoeglijk naamwoord
Een
bijvoeglijk naamwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.
Slide 9 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Staat meestal vóór het zelfstandig naamwoord.
Een
grappige
,
beroemde
acteur.
Soms staat het bijvoeglijk naamwoord achter het zelfstandig naamwoord
.
De acteur is
grappig
en heel
beroemd
.
Slide 10 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord heeft vaak een korte vorm (zonder -e) en een lange vorm (met een -e):
mooi - mooie
lief - lieve
grappig - grappige
ovaal - ovale
Slide 11 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord kent meestal de 'trappen van vergelijking'
stellende trap: fijn
vergrotende trap; fijner
overtreffende trap: fijnst
Slide 12 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord heeft maar één vorm en eindigt meestal op -en:
zilveren, stenen, gouden
maar niet altijd!
een nylon tas
Het staat altijd voor het zn en heeft geen trappen van vergelijking.
Slide 13 - Tekstslide
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Sommige bijvoeglijke naamwoorden zijn gemaakt van een werkwoord.
het
kussende
paar
het
gekuste
meisje
een
gebroken
hart
Slide 14 - Tekstslide
Geef een voorbeeld van
een zelfstandig naamwoord
Slide 15 - Woordweb
Geef een voorbeeld van
een voorzetsel.
Slide 16 - Woordweb
Filmpje
Slide 17 - Tekstslide
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 18 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 19 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve
Slide 20 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Jules
heeft
voor
zijn
verjaardag
een
nieuwe
scooter
gekregen.
Slide 21 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door
Duitsland
reizen.
Slide 22 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 23 - Sleepvraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 24 - Sleepvraag
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal de, het of een voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Deze woordsoort heeft een korte en een lange vorm.
Je kunt vaak de trappen van vergelijking erop toepassen.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.
Slide 25 - Sleepvraag
Maak een zin met een:
bijvoeglijk naamwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, voorzetsel en een werkwoord.
Slide 26 - Open vraag
Maak de zinnen af volgens de gegeven volgorde van de woordsoorten.
lw-zn-ww-van ons allemaal
Slide 27 - Open vraag
Maak de zinnen af volgens de gegeven volgorde van de woordsoorten.
ww-zn-lw-bn-zn-in het restaurant-ww
Slide 28 - Open vraag
Maak de zinnen af volgens de gegeven volgorde van de woordsoorten.
vz-zn-ww-je heerlijk-ww-op een terras.
Slide 29 - Open vraag
Huiswerk
Voor vrijdag 2 december:
Grammatica zinsdelen blz 58: opdracht 1 t/m 4
Grammatica woordsoorten blz 60: opdracht 1 t/m 4
Slide 30 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
H2 Woordsoorten
November 2021
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Woordsoorten-oefenen toets
April 2022
- Les met
36 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
B2 Herhaling woordsoorten
Mei 2021
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2
Nederlands Hoofdstuk 2 TV woordsoorten
Januari 2024
- Les met
32 slides
Wiskunde
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
Woordsoorten
April 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
taal woordsoorten
Juni 2023
- Les met
15 slides
Taal
Basisschool
Groep 5
Woordsoorten oefenen
Februari 2021
- Les met
18 slides
Taal
Basisschool
Groep 6
Woordsoorten t/m voorzetsel
September 2024
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1