NOTEER ALLE WERKWOORDEN (a,b,c)
WW: woorden die aangeven wat iemand/iets DOET of OVERKOMT.
(PV en WG) Het WW heeft meestal een duidelijke betekenis.
In zinnen met meerdere WW heb je ook werkwoorden als: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen en zullen (zonder duidelijke betekenis).
TEST
a. Heeft Bert zijn moeder wel een cadeautje gegeven?
b. De oma's breiden een trui voor hun kleinkind.
c. De zeilers hebben de wedstrijd helaas niet mogen varen.