Week 49, les 1

Welkom!                            
We gaan aan de                                              Pak je boek en
slag!                                                                schrift!

cursus 5
grammatica
woordsoorten
Yeeeehaaa, grammaticaaa!!
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!                            
We gaan aan de                                              Pak je boek en
slag!                                                                schrift!

cursus 5
grammatica
woordsoorten
Yeeeehaaa, grammaticaaa!!

Slide 1 - Tekstslide

Toets naar maandag 12 december! LEERPLANNING
za
zo
ma
di
woe
do
vr
5 dec
lr par 2 
mk 2, 3
6 dec
lr par 4
mk 3,4,6
7 dec
lr par 6
mk 1,2,4
8 dec
lr par 10
mk 4,5
9 dec
oefen-toets
10 dec
herh par 2 + 4
11 dec
herh par 6 + 10
12 dec
TOETS!

Slide 2 - Tekstslide

BN en ST.BN (bijv. goed kennen!)
  • Zegt iets over ZN
  •  ST.BN zegt van welk materiaal iets is gemaakt. Maar één vorm, meestal op -en. (gouden), altijd vóór ZN
  • Meestal vóór ZN
  • Soms erachter (De actrice is Frans)
  • korte vorm en lange vorm (met -e) (groot, grote)
  • meestal trappen van vergelijking: duur, duurder, duurst
  • BN van werkwoord: verwoeste stad, verwoestende orkaan

Slide 3 - Tekstslide

NOTEER ALLE WERKWOORDEN (a,b,c)
WW: woorden die aangeven wat iemand/iets DOET of OVERKOMT. 
(PV en WG) Het WW heeft meestal een duidelijke betekenis.
In zinnen met meerdere WW heb je ook werkwoorden als: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen en zullen (zonder duidelijke betekenis).
TEST
a. Heeft Bert zijn moeder wel een cadeautje gegeven?
b. De oma's breiden een trui voor hun kleinkind.
c. De zeilers hebben de wedstrijd helaas niet mogen varen.

Slide 4 - Tekstslide

De werkwoorden zijn ...
a. Heeft Bert zijn moeder wel een cadeautje gegeven?

b. De oma's breiden een trui voor hun kleinkind.

c. De zeilers hebben de wedstrijd helaas niet mogen varen.

Slide 5 - Tekstslide

TEST: Welke beweringen over persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn juist? Kies juist of niet juist.
a. Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
[juist / niet juist]

b. De woorden hij en wij kunnen beide zowel persoonlijk voornaamwoord als bezittelijk voornaamwoord zijn.
[juist / niet juist]

Slide 6 - Tekstslide

Het goede antwoord is ....
a Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.
[juist / niet juist]

b De woorden hij en wij kunnen beide zowel persoonlijk voornaamwoord als bezittelijk voornaamwoord zijn.
  [juist / niet juist]

Slide 7 - Tekstslide

TEST: Neem de zin over in je schrift. Benoem vervolgens de onderstreepte woorden van onderstaande zin.
De chauffeuse veroorzaakte een chaos toen zij met haar auto tegen het stalen hek reed

Slide 8 - Tekstslide

De antwoorden zijn ...
De BLW chauffeuse CZN veroorzaakte WW een OLW chaos AZN toen
zij PERS. VNWmet VZ haar BEZ.VNW. auto CZN tegen VZ het stalen ST.BN. hek reed WW.

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig werken en ... zet in je Plenda ajb! Wat klaar is, is géén huiswerk! Wat niet klaar is, is huiswerk!
Cursus5, grammatica

Paragraaf 10, VZ.
bestudeer blz. 222
maak opdr. 4 en 5

Kijk na!
Par. 6 en 10





Slide 10 - Tekstslide