221215 G1A TOETSSTOF

G1A: Toetsstof



1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

G1A: Toetsstof



Slide 1 - Tekstslide

TOETS
p. 71                         Fictie: personages en perspectief
p. 31                         Alinea's en kernzinnen
P. 36                         Inleiding en slot
p. 212 t/m 215      Lijdend voorwerp + pers. + bez. vnw
P. 234 t/m 237      Verwijzen deze, die, dit en dat/ pers. + bez. vnw
p. 258                       Volt. + onvolt. deelwoord.
p. 260                        Ww- vormen en -tijden

Slide 2 - Tekstslide

PERSONAGES
  • Hoofdpersoon of hoofdpersonen
  • Bijfiguren




Slide 3 - Tekstslide

PERSPECTIEF
Van de hoofdpersoon weet je wat hij/ zij denkt.
Dat noem je perspectief.

  • Ik-perspectief - geschreven vanuit ik-persoon
  • hij/ zij-perspectief - geschreven vanuit hij/ zij-persoon
  • wisselend perspectief - geschreven vanuit meerdere personen

Slide 4 - Tekstslide

INLEVEN EN MEELEVEN
INLEVEN: Je kunt je voorstellen hoe het is

MEELEVEN: Je wilt graag dat het goed gaat met een personage

Slide 5 - Tekstslide

Alinea en kernzin
Alinea = aantal zinnen die bij elkaar horen
Kernzin = belangrijkste zin uit de alinea (belangrijke informatie) - vaak de 1e of de laatste (en soms de 2e).


Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

LIJDEND VOORWERP (lv)
Wie/ wat + wg + ow

Jan | heeft | een boek | gelezen.


            
               Filmpje Nieuw Nederlands

Slide 8 - Tekstslide

de-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord de bij staat, 
is een mannelijk of vrouwelijk woord 
of een woord in het meervoud. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden deze en die.

dE eindigt op een E - dezE en diE eindigen ook op een E

Slide 9 - Tekstslide

het-woorden
Een zelfstandig naamwoord waar het lidwoord het bij staat, 
is een onzijdig woord. 

Daar kun je naar verwijzen met de 
aanwijzende voornaamwoorden dit en dat.

heT eindigt op een T - dien daT eindigen ook op een T

Slide 10 - Tekstslide

(on) voltooide tijd
  • ott   - ik loop (vandaag)
  • ovt - ik liep (gisteren)
  • vtt - ik heb gelopen (vandaag)
  • vvt = ik had gelopen (gisteren)

Slide 11 - Tekstslide

(on) voltooid deelwoord
od - zwevend 
vd  - gezweefd  
(Bij vd:  pv = altijd vorm van hebben/ zijn)


Slide 12 - Tekstslide

MAAK ZINNEN 
 ww – pers.vnw – bez. vnw – bn – czn - ww?

blw – bn – czn – ww – bn – azn.

bez.vnw – bn – czn – ww – olw – st.bn – czn.

Slide 13 - Tekstslide