,

DEF@ctO | les 07 | VO2 | deel 1 | luisteren

VO2
les 7 deel 1
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsLuisteren+1Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Introductie

Doel: Ik kan informatie uit een luisterfragment halen en hierover praten. Ik oefen met uitdrukkingen en leer nieuwe uitdrukkingen met 'hand'.

Instructies

Architectuur van de toekomst

• Eerst luisteren de leerlingen naar een audiofragment
• vervolgens lezen ze de luistervragen en maken het aantekeningenblaadje klaar.
• dan luisteren ze nog een keer naar het audiofragment
• Ze beantwoorden de luistervragen met behulp van hun aantekeningenblad.
• Ze lezen de tekst van het audiofragment
• Ze beantwoorden de leesvragen mondeling - eerst voor zichzelf en daarna klassikaal [beurtstokjes].


In de dialoog komen de volgend termen voor:
project = een opdracht waaraan meerdere mensen werken
architectuur = studie die zich bezig houdt met ontwerpen van gebouwen
de beurs = geld dat je krijgt om te studeren. Dit geld hoef je niet terug te betalen.
bouwkunde = de studie die zich bezig houdt met alles wat gebouwd wordt
TU = Technische Universiteit

De opdrachten gaan over ‘zich verontschuldigen’ .

Er worden 3 uitdrukkingen met ‘hand’ aangeleerd. 
Ze oefenen ook uitdrukkingen met ‘HAND’ in NUMO:

Woorden > Uitdrukkingen 1F-2F > B Hand
1 Hand (6 min.)
 2 Hand in beeld (6 min.)
 3 Werkwoord koppelen 2 (4 min.)
 4 Woorden plaatsen 2 (4 min.)
 5 Betekenis koppelen 2 (3 min.)
 6 Betekenis kiezen 2 (3 min.)
 7 Situaties 2 (9 min.)

Instructies

Onderdelen in deze les

VO2
les 7 deel 1

Slide 1 - Tekstslide

Bezoek ook eens onze website:
Les 7 deel 1
 luisteren
Doel: Ik kan informatie uit een luisterfragment halen en hierover praten.
Ik oefen met uitdrukkingen en leer nieuwe uitdrukkingen met 'hand'.
Je luistert één keer naar het luisterfragment.
Daarna lees je de luistervragen.
Dan luister je nog een keer naar het fragment.
Vervolgens beantwoord je de luistervragen.
Luisteren ...... wat gaan we doen?

Slide 3 - Tekstslide

uitleg hoe we in stappen het audiofragment gaan aanpakken

Luister één keer naar de dialoog.
In deze tekst hoor je twee mensen praten: Mariko en Kees. Ze gaan allebei naar een openingsbijeenkomst.

Als twee mensen praten, noemen we dat een dialoog.

Slide 4 - Tekstslide

alleen één keer luisteren. Geen aantekeningen maken. 
Luistervragen
  
1 Hoe opent Kees het gesprek?
2 In welke stad zijn Kees en Mariko?
3 Wat zoekt Kees?
4 Hoe heet het project waaraan Mariko en Kees gaan deelnemen? 
5 Hoeveel studenten zijn in totaal geselecteerd voor het project?
6 Uit welk land komt Mariko?
7 Wat studeert Mariko? Waar studeert ze op dit moment? 
8 Wat studeert Kees? En waar?
9 Hoeveel gebouwen gaan ze in het project ontwerpen? 
10 Waar komen deze gebouwen te staan?
Lees nu de luistervragen hieronder. Maak een aantekeningenblaadje klaar.
Vervolgens luister je nog een keer naar het fragment en beantwoord je de vragen op de volgende dia's.

Slide 5 - Tekstslide

werkvorm: draai en praat
1 Hij zegt: ‘Mag ik je even iets vragen?’ 2 in Rotterdam, 3 de zaal waar de openingsbijeenkomst is voor een project, 4 ‘Architectuur van de toekomst’ 5 60 6 uit Japan, 7 architectuur, op dit moment in Rotterdam, 8 bouwkunde aan de TU in Delft, 9 7 gebouwen, 10 in Rotterdam

Hoe opent Kees het gesprek?

Slide 6 - Open vraag

Antwoord: Hij zegt: ‘Mag ik je even iets vragen?’ 



In welke stad zijn Kees en Mariko?
A
Rotterdam
B
Delft
C
Amsterdam
D
onbekend

Slide 7 - Quizvraag

Antwoord: A Rotterdam

Wat zoekt Kees?

Slide 8 - Open vraag

Antwoord: de zaal waar de openingsbijeenkomst is voor een project

Hoe heet het project waaraan Mariko en Kees gaan deelnemen? 

Slide 9 - Open vraag

Antwoord: ‘Architectuur van de toekomst’ 



Hoeveel studenten zijn in totaal geselecteerd voor het project?
A
160
B
veel
C
60
D
16

Slide 10 - Quizvraag

Antwoord:  C 60



Uit welk land komt Mariko?
A
Nederland
B
Azië
C
China
D
Japan

Slide 11 - Quizvraag

Antwoord:  D Japan

Wat studeert Mariko? Waar studeert ze op dit moment? 

Slide 12 - Open vraag

Antwoord: architectuur, op dit moment in Rotterdam

Wat studeert Kees? En waar?

Slide 13 - Open vraag

Antwoord: bouwkunde aan de TU in Delft



Hoeveel gebouwen gaan ze in het project ontwerpen? 
A
2
B
7
C
9
D
11

Slide 14 - Quizvraag

Antwoord:  B 7

Waar komen deze gebouwen te staan?

Slide 15 - Open vraag

Antwoord: in Rotterdam
1 Kees vraagt Mariko waar de openingsbijeenkomst is. Welke verschillende woorden herken je in dit samengestelde woord?
2 Mariko vertelt dat ze een beurs heeft. Wat betekent dat woord in deze tekst? Ken je nog meer betekenissen van dit woord? 
3 Welke namen voor studievakken met -kunde ken je naast bouwkunde?
4 De gebouwen krijgen een maatschappelijke functie. Ze zijn bestemd voor alle bewoners van de stad. Bedenk een maatschappelijke functie die de tekst niet noemt.
5 Ben je wel eens in Rotterdam geweest? Zo ja, wat vind je van deze stad?
6 Welk gebouw in jouw eigen woonplaats vind je architectonisch interessant? Vertel.
Kan je nu ook de vragen hieronder beantwoorden?
Je mag de tekst gebruiken. (Klik op de tekst om te vergroten.)

Slide 16 - Tekstslide

Eerst ieder voor zich - daarna klassikaal met beurtstokjes

Leesvragen 1 opening+s+bijeenkomst = samen komen omdat iets begint 2 In deze tekst betekent beurs: geld dat je krijgt om te kunnen studeren.
Beurs is een woord dat vroeger als synoniem voor portomonnee werd gebruikt. Het betekent ook: ‘gebouw waar mensen handelen in aandelen (geld)’ en ‘grote tentoonstelling waar bepaalde bedrijven hun producten presenteren’, bijvoorbeeld een vakantiebeurs of een boekenbeurs
3 Bijvoorbeeld: wiskunde, natuurkunde, scheikunde, aardrijkskunde, onderwijskunde 4 cultuur, welzijn, opvang

Formuleren: zich verontschuldigen

Slide 17 - Tekstslide

lees de uitleg samen. Kunnen de leerlingen nog meer voorbeelden bedenken?
1 Je komt te laat voor een afspraak.
2 Je hebt geen boodschappen gedaan en dat had je wel beloofd.
3 Je hebt het verkeerde telefoonnummer ingetoetst.
4 Je stoot per ongeluk iemands koffiekopje om. 
5 Je hebt een paar uur geboord in je huis. Je gaat naar je buurvrouw.
6 Je bent een afspraak met je vriend vergeten.
7 Je kijkt niet goed uit. Je fietst tegen iemand aan. 
8 Je luistert naar luide muziek in je huiskamer. De buurman belt aan.
9 Je hebt beloofd om op tijd thuis te zijn. Maar je komt heel laat thuis. 
10 Je gaat per ongeluk op iemands tenen staan.
Praat met elkaar. Wat zeg je in deze situaties?

Slide 18 - Tekstslide

Probeer de formuleringen van de vorige dia toe te passen. Mondeling - tweetallen
aan de hand zijn
Ik hoor op straat mensen roepen. Misschien is er iets aan de hand.

uit de hand lopen
Het feest liep uit de hand. De gasten waren dronken en er ontstond een vechtpartij.

voor de hand liggen
Hij is op zaterdag jarig. Het ligt voor de hand dat hij zijn verjaardag op die dag viert.
Uitdrukkingen .................... hand

Slide 19 - Tekstslide

Lees samen de uitdrukkingen.
Op de volgende dia's worden deze én de al geleerde uitdrukkingen geoefend.
Je kan deze oefening ook in het boek laten maken [pagina 58]. Het is wel goed om de uitdrukkingen nog eens te bespreken. Laat de leerlingen benoemen wat ze onthouden hebben.



Hij was erg moe, dus ………… dat hij naar bed is gegaan.
A
het ligt voor de hand
B
aan de hand
C
Ik houd mijn hart vast
D
draagt het hart op de tong

Slide 20 - Quizvraag

Antwoord: A het ligt voor de hand



Volgens mij is er iets met hem ………… want hij wordt plotseling lijkbleek.
A
helemaal uit de hand gelopen
B
het ligt voor de hand
C
aan de hand
D
met hart en ziel

Slide 21 - Quizvraag

Antwoord: C aan de hand



………… want mijn vriend gaat vandaag voor het eerst parachutespringen.
A
vlinders in haar buik
B
Ik houd mijn hart vast
C
helemaal uit de hand gelopen
D
het ligt voor de hand

Slide 22 - Quizvraag

Antwoord: B Ik houd mijn hart vast



Denk je nou echt dat je zonder rijbewijs mijn auto kunt lenen? …………
A
Dat kun je wel op je buik schrijven
B
aan de hand
C
met hart en ziel
D
draagt het hart op de tong

Slide 23 - Quizvraag

Antwoord: A Dat kun je wel op je buik schrijven



Die broers zijn het altijd met elkaar eens. …………
A
Dat zijn twee handen op één buik
B
met hart en ziel
C
Ik houd mijn hart vast
D
draagt het hart op de tong

Slide 24 - Quizvraag

Antwoord:  A Dat zijn twee handen op één buik



Ik denk dat ze ………… heeft, want ze eet nauwelijks en ze is heel dromerig.
A
helemaal uit de hand gelopen
B
aan de hand
C
met hart en ziel
D
vlinders in haar buik

Slide 25 - Quizvraag

Antwoord:  D vlinders in haar buik



Die vrouw doet haar werk in het dierenasiel …………
A
houd ik mijn hart vast
B
over het hoofd gezien
C
met hart en ziel
D
twee handen op één buik

Slide 26 - Quizvraag

Antwoord: C met hart en ziel



Hij zegt altijd direct zijn mening, want hij …………
A
met hart en ziel
B
draagt het hart op de tong
C
ligt voor de hand
D
twee handen op één buik

Slide 27 - Quizvraag

Antwoord:  B draagt het hart op de tong



Om een uur of vier 's nachts is het feest …………
A
het ligt voor de hand
B
met hart en ziel
C
uit je hoofd geleerd
D
helemaal uit de hand gelopen

Slide 28 - Quizvraag

Antwoord:  D helemaal uit de hand gelopen
Maak de weektaak 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meer oefenen en herhalen?
Bestel hier 

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende keer
bronnen:
naar: ‘Vlot Nederlands’ - F. van der Maden (Edutekst 2018/2019)



Slide 31 - Tekstslide

Bezoek onze website:
https://www.defact-o.nl/