250408 Grammatica §14 + thema B §7

Welkom H2a!
Deze spullen heb ik nodig:

  • Leesboek
  • Werkboek
  • iPad
  • etui
  • iets om op te schrijven
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom H2a!
Deze spullen heb ik nodig:

  • Leesboek
  • Werkboek
  • iPad
  • etui
  • iets om op te schrijven

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  1. Reminder
  2. Lezen (10 min)
  3. Drie vragen om mee te oefenen (10 min)
  4. Uitleg betrekkelijk voornaamwoord (30 min)
  5. Thema B §5 - verhalende podcasts (20 min)
  6. Uitleg podcastopdracht (2 min)
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Reminder
Donderdag 8 mei
PW Grammatica §8, 9, 10, 12 en 14

Na de vakantie
Is je leesboek uit. Je krijgt komende les de opdracht te horen. Denk vast na over tweetallen.

Slide 3 - Tekstslide

2 vragen om zelf mee te oefenen:
  1. Benoem van onderstaande zinnen de onderstreepte woorden. Zie het bord voor alle woordsoorten

    Die zes gehaakte placemats van mijn oma zijn helaas enorm gekrompen in de was.

  2. Benoem alle voornaamwoorden (woorden die verwijzen naar een mens/dier/ding).
    Persoonlijk vnw, bezittelijk vnw, vragend vnw, aanwijzend vnw

    Wat doen jullie daar met jullie telefoons terwijl jullie die helemaal niet mogen gebruiken?
timer
4:00

Slide 4 - Tekstslide

Planning
  1. Reminder
  2. Lezen (10 min)
  3. Drie vragen om mee te oefenen (10 min)
  4. Uitleg betrekkelijk voornaamwoord (30 min)
  5. Thema B §5 - verhalende podcasts (20 min)
  6. Uitleg podcastopdracht (2 min)

Slide 5 - Tekstslide

Dit kan ik al:
Zinsdelen

  • persoonsvorm
  • onderwerp
  • gezegde: wg / ng
  • lijdend voorwerp
  • meewerkend voorwerp
  • bijwoordelijk bepaling

  • bijvoeglijk bepaling
  • verschil hoofdzin en bijzin


Woordsoorten

  • lidwoord
  • zelfstandig naamwoord
  • bijvoeglijk naamwoord
  • werkwoord (hww / zww / kww)
  • voorzetsel
  • bijwoord
  • voornaamwoorden: persoonlijk, bezittelijk, vragend, aanwijzend
  • nevenschikkend / onderschikkende voegwoorden 

  • betrekkelijk voornaamwoord


Slide 6 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Verwijst (heeft betrekking op) iets dat eerder in de zin is genoemd of naar een zin.

Slide 7 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
Een betrekkelijk voornaamwoord verwijst naar een woord (of woorden)
dat eerder in de zin genoemd is.

Het eerder genoemde woord (of woorden) noem je een antecedent.
Het antecedent staat meestal vlak voor het betrekkelijk voornaamwoord.

De man die in het ziekenhuis lag, is weer beter.
- Betrekkelijk voornaamwoord: die (want die verwijst naar een woord dat eerder in de zin genoemd is)
- Antecedent: de man (want de man is het eerder genoemde woord en staat vlak voor het betr. vnw)

Slide 8 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord
  • Die -> bij de-woorden 
- De ijsjes die wij hebben gegeten, waren erg lekker.

  • Dat -> bij het-woorden
- Het hondje dat daar loopt, is van mijn buurvrouw.

  • Wat -> bij hele zinnen
- De man had geld gestolen, wat voor veel ophef zorgde.

Slide 9 - Tekstslide

Betrekkelijk voornaamwoord 

Slide 10 - Tekstslide

Wat is een zin met een betrekkelijk voornaamwoord?
A
Die jongen daar is mijn neefje
B
De jongen, die daar loopt, is mijn neefje
C
Hoe heet die jongen?
D
Dat jongetje is mijn neefje

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?
De man die als eerste reageerde, bleek een verre neef te zijn van mijn moeder.

Slide 12 - Open vraag

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord?

De gemeenteraad is het eens met het ontwerp voor het nieuwe stadhuis dat de architect heeft getekend.

Slide 13 - Open vraag


Rex vraagt aan Roos wat zij vandaag gedaan heeft.
A
Vragend voornaamwoord
B
Aanwijzend voornaamwoord
C
Betrekkelijk voornaamwoord
D
Persoonlijk voornaamwoord

Slide 14 - Quizvraag



Is het dat meisje nog gelukt de toets in te halen?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Betrekkelijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
D
Vragend voornaamwoord

Slide 15 - Quizvraag

Oefenen
Ik snap er helemaal niks van: Bekijk het uitlegfilmpje dat in Magister staat. Ga daarna met de opdrachten aan de slag (zie hieronder)

Ik denk dat ik het wel snap: Cursus 5, §14 > opdracht 1 t/m 5
Let op, voor vraag 5 zal je het laatste punt uit de theorie zelf moeten lezen.

Hoe: Alleen
Wat: iPad
Klaar: 
Oefen verder via §16 > mixopdrachten  óf
Oefen verder via 'trainen'

timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Planning
  1. Reminder
  2. Lezen (10 min)
  3. Drie vragen om mee te oefenen (10 min)
  4. Uitleg betrekkelijk voornaamwoord (30 min)
  5. Thema B §5 - verhalende podcasts (20 min)
  6. Uitleg podcastopdracht (2 min)

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoel
Je weet dat een podcast een intro, middenstuk en slot heeft.

Slide 18 - Tekstslide

Thema B > mysteries
Luister mee naar de podcast 'Frankie'.

  1. Waar eindigt het intro? Wat wordt er in het intro verteld?
  2. In het middenstuk is Frankie aan het woord. Hoe kunnen jullie straks jullie podcast boeiend houden? 
  3. Dit fragment heeft geen duidelijk einde. Wat zou je in het eind van de podcast nog kunnen vertellen, zodat het duidelijk is dat je klaar bent?

Slide 19 - Tekstslide

Volgende les
  • Herhalen grammatica §8, 9, 10, 12 en 14
  • Quiz?

Slide 20 - Tekstslide