2BL B4 spelling

Welkom
Ga rustig zitten en pak je leesboek.
timer
10:00
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Ga rustig zitten en pak je leesboek.
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Blok 4 spelling
- ww vt
- bnw spellen
- bezitsvorm znw
- getallen in letters of cijfers
- geleerde woorden

Slide 2 - Tekstslide

Verleden tijd enkelvoud DURVEN

Slide 3 - Open vraag

Verleden tijd enkelvoud PUFFEN

Slide 4 - Open vraag

Verleden tijd enkelvoud ZAGEN

Slide 5 - Open vraag

Verleden tijd meervoud PASSEN

Slide 6 - Open vraag

Verleden tijd meervoud WACHTEN

Slide 7 - Open vraag

Verleden tijd meervoud VERHUIZEN

Slide 8 - Open vraag

Uitleg
Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Meestal eindigt het op -e.
Bijvoorbeeld: een groene trui / een kale man / het dikke boek



Slide 9 - Tekstslide

Uitleg
Uitzonderingen 
Geeft het bijvoeglijk naamwoord aan van welk materiaal iets gemaakt is? Schrijf er dan -en achter.
Bijvoorbeeld: een gouden medaille / een houten lepel / een papieren servet

Maar is het een modern materiaal? Schrijf er dan niets achter.
Bijvoorbeeld: een plastic tas / een aluminium step / een polyester boot

Is het zelfstandig naamwoord een ‘het-woord’? Dan verdwijnt de -e van het bijvoeglijk naamwoord als je er ‘een’ voor zet.
Bijvoorbeeld: Het kleine meisje - een klein meisje / het lieve konijn - een lief.. 

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
Bezitsvorm
In plaats van de schoenen van mijn vader kun je ook zeggen mijn vaders schoenen. Je noemt dat de bezitsvorm.
Je maakt de bezitsvorm van een naam of ander zelfstandig naamwoord meestal door er een -s achter te zetten.

  • mijn zusjes kleren
  • mijn broers rapport
  • Sarahs beroep






Slide 11 - Tekstslide

Uitleg
Uitzonderingen
Eindigt het zelfstandig naamwoord op een a, i, o, u of y die lang klinkt?
Zet dan een ’ voor de s. Je schrijft dus: ’s. Anders kun je het woord verkeerd uitspreken. Het ’-teken noem je een apostrof.
Bijvoorbeeld: oma's huis / Ali's telefoon / Edu's moeder / baby's speen 

Eindigt het zelfstandig naamwoord op een sisklank?
Schrijf dan alleen een apostrof (’).
Bijvoorbeeld: Max' broer / Lucas' laptop

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg
In teksten gebruik je meestal geen cijfers, maar schrijf je getallen voluit.
Op deze regel zijn een paar uitzonderingen. Je schrijft meestal cijfers:
  • bij ingewikkelde getallen;
  • bij maten, gewichten, procenten en snelheid.
Speciale tekens of afkortingen schrijf je in zinnen voluit. Je schrijft dus niet €, %, kg en cm, maar euro, procent, kilo en centimeter.

Slide 13 - Tekstslide