Voegwoorden

 voegwoorden
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

 voegwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

lesdoel

Ik kan (5) zinnen aan elkaar verbinden met hulp van een voegwoord. 

Slide 3 - Tekstslide

woordbegrip
Voegwoord

Een voegwoord maakt twee zinnen of zinsdelen aan elkaar vast. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

woordbegrip 
voegen

1. Voegen betekent op elkaar laten aansluiten, verbinden 

2. De voegen tussen bakstenen vullen met specie

Slide 6 - Tekstslide

Voegen zijn te vinden in metselwerk, waar specie de voeg vormt die de bakstenen bij elkaar houdt.

Een voegwoord doet eigenlijk precies hetzelfde: hij voegt twee zinnen aan elkaar.

Slide 7 - Tekstslide

We gaan dus verbinden!

Slide 8 - Tekstslide

Maar hoe gaan we verbinden?
Hoe gaan we voegen?

Slide 9 - Tekstslide

Welke voegwoorden zijn er?

Slide 10 - Tekstslide

Veel gebruikte voegwoorden zijn.

Slide 11 - Tekstslide

Maar er zijn er meer.

Slide 12 - Tekstslide

voegwoorden van tijd

Deze voegwoorden geven aan in welke volgorde dingen gebeuren. 

Bijvoorbeeld: nadat, voordat, terwijl, zolang, totdat.

Melek laat eerst haar hondjes uit, voordat ze kan ontbijten.

Slide 13 - Tekstslide

voegwoorden van reden, oorzaak en gevolg

De ene zin is een reden of oorzaak en de andere zin is een gevolg. 
Voegwoorden die bij deze categorie horen zijn: want, omdat, doordat, zodat en opdat.

Railitio dronk de beker water meteen leeg, omdat hij dorst had.

Slide 14 - Tekstslide

Voegwoorden van voorwaarde

 Dat wat er in de ene zin gezegd wordt, is een voorwaarde voor de andere zin. Voorbeelden: mits, tenzij, wanneer, als en indien.

Ik blijf vanavond graag bij Vaan en Teun eten, tenzij jullie iets met spruitjes eten. 

Slide 15 - Tekstslide

Voegwoorden die een tegenstelling aangeven

Denk hierbij aan woorden als maar en het ouderwetse doch.

De politieagenten zaten achter Alexander aan, maar die was hen te snel af.

Slide 16 - Tekstslide

Voegwoorden van toevoeging

Door gebruik van zo’n voegwoord zie je dat de ene zin informatie toevoegt aan de andere zin. Voorbeelden zijn: hoewel en ofschoon.

Ik vind hem geen leuke leraar, hoewel hij wel goed les geeft

Slide 17 - Tekstslide

Overige voegwoorden

Dit zijn voegwoorden die niet veel meer functie hebben dan alleen de koppeling van twee zinnen. Bijvoorbeeld: en, dat en of.

Martin wist niet dat ik hem had gezien.

Slide 18 - Tekstslide

komma

voegwoorden kun je vaak herkennen door de komma die ervoor staat.
(Maar dit is niet altijd zo!)




Nayelle is blij met haar nieuwe puppy, want nu heeft ze altijd wat te doen.

Slide 19 - Tekstslide




Laten we oefenen



Bij de volgende zin

Maken we twee zinnen.
Zoeken het voegwoord. 
Zetten de komma.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd? 
Een voegwoord maakt twee zinnen of zinsdelen aan elkaar vast. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide