1.4 Alles wordt duurder

Welkom
Kom binnen
Telefoon in de  tas
Ga zitten
Pak je boeken
timer
3:00
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo g, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Kom binnen
Telefoon in de  tas
Ga zitten
Pak je boeken
timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Opdracht
TOM bespreken
Huishoudbudget

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
  • Huishoudelijke uitgaven
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
  • vaste lasten
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

  • incidentele uitgaven
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 4 - Tekstslide

Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren
  • Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen
  • Eigenlijk is het hetzelfde als sparen, maar dan met een doel.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Koopkracht?
  • de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen
  • kun je altijd meer kopen als je inkomen stijgt????

Slide 7 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Inkomensstijging > prijsstijging
Koopkracht neemt toe
Inkomensstijging < prijsstijging
Koopkracht neemt af

Slide 8 - Tekstslide

Stel, de prijzen stijgen met 2%. Wat gebeurt er met je koopkracht?

Slide 9 - Open vraag

1.4 alles wordt duurder 
  • Stel, de prijzen stijgen met 2%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?
  • Vervolgens stijgt je loon met 4%
  • Wat gebeurt er dan met je koopkracht?

Slide 10 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • Om vergelijkingen te kunnen maken, moet je stijgingen en dalingen in percentages kunnen berekenen.
  • Procentuele verandering:
oud(nieuwoud)100
waarvan.je.het.wilt.wetenverschil100

Slide 11 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • In 2000 kostte een brood gemiddeld €1,02. In 2018 kostte een brood gemiddeld €1,16.
  • Met hoeveel procent is de prijs van brood toegenomen?
13,7%  (1,16-1,02):1,02 x100

Slide 12 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Als alles duurder wordt noemen we dat inflatie

Het omgekeerde van inflatie is deflatie. Dan wordt alles juist goedkoper. Dat lijkt beter, maar is het niet.

Slide 13 - Tekstslide

KB leerlingen
Opdrachten maken 1.4

Slide 14 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS = Centraal Bureau voor de statistiek
  • CBS verzameld allerlei gegevens 
  • Zij berekenen elke maand of prijzen dalen of stijgen

Slide 15 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • CBS berekend:
  • Inflatie
  • een algemene stijging van de prijzen
  • Deflatie
  • een algemene daling van de prijzen

Slide 16 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
De inflatie is 2,5%
  • Het inkomen van Puck stijgt met 1,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Puck?

  • Het inkomen van Ariana stijgt met 3,5%
  • Met hoeveel procent stijgt of daalt de koopkracht van Ariana?

Slide 17 - Tekstslide

indexcijfers vergelijken

  • nominaal indexcijfer
  • consumentenprijs-
indexcijfer

Slide 18 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel
Indexcijfer=getal.basisjaarnieuw.getal100

Slide 19 - Tekstslide

Indexcijfer berekenen tabel 
Nieuw getal : getal in het basisjaar x 100 = indexcijfer

In 2017 kostte een brood 2,00
In 2019 kost een brood 2,20

2017 is het basisjaar
Bereken het indexcijfer voor 2019

€ | 2,00 |  1,00     | 2,20
________________________
IC | 100  |              | 110

Slide 20 - Tekstslide

GL leerlingen
Opdracht excel maken
Zie studiewijzer. Nu voor consumentenprijsindex cijfer
Inleveren via magister opdrachten

Slide 21 - Tekstslide

Herhalen lesstof 1.4

Slide 22 - Tekstslide

CBS: ... stijgt voor derde maand op rij.
In maart was de prijsstijging voor consumenten nog 0,4%. De prijzen zijn vanaf februari iedere maand 0,2% meer toegenomen. Dit maakt het CBS vandaag bekend.
Welk woord moet op de ... komen?
A
inflatie
B
deflatie
C
koopkracht
D
prijsindexcijfer

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer de lonen stijgen met 4%, maar de prijzen stijgen met 3%, dan neemt mijn koopkracht...
A
af met 3%.
B
toe met 3%.
C
af met 1%.
D
toe met 1%

Slide 24 - Quizvraag

Margo kreeg vorig jaar €75 kleedgeld per maand. Sinds dit jaar krijgt zij €85 kleedgeld per maand. Bereken de procentuele toename.
A
13,3%
B
13,5%
C
11,7%
D
11,8%

Slide 25 - Quizvraag

Wanneer er deflatie is, kan ik voor hetzelfde geld....
A
minder kopen.
B
meer kopen.

Slide 26 - Quizvraag

algemene prijsstijging woningmarkt 

Slide 27 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • Cijfers kun je vergelijken door te werken met indexcijfers
  • -> laat een procentuele verandering zien ten opzichte van een afgesproken periode (=het basisjaar).
  • Cijfers worden vergeleken t.o.v. een basisjaar. 
  • Het indexcijfer van het basisjaar is ALTIJD 100.

Slide 28 - Tekstslide

Voor GL leerlingen

Slide 29 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel

Slide 30 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
Indexcijfer berekenen:

  • Met een formule
  • Met een verhoudingstabel
Indexcijfer=getal.basisjaarnieuw.getal100

Slide 31 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
2015 is het basisjaar.
In 2018 zijn de lonen met 6% gestegen ten opzichte van 2015.
In 2018 is het indexcijfer van de prijzen 104.
Wat weet je nu?
  • In 2018 is het indexcijfer van de lonen 106
  • De koopkracht is gestegen
  • In 2018 is de stijging van de koopkracht 2%

Slide 32 - Tekstslide

  • Wat is het basisjaar? Waarom?
  • Was er in 2016 sprake van inflatie of deflatie?
  • Is in 2017 de koopkracht gestegen of gedaald tov het basisjaar?
1.4 alles wordt duurder 

Slide 33 - Tekstslide

1.4 alles wordt duurder 
  • Samen bereken we het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2013
  • Bereken het indexcijfer van een doosje aardbeien in 2015 en 2016
  • Wat kun je met behulp van de indexcijfers vertellen over een bakje aardbeien?

Slide 34 - Tekstslide

Aan het werk!
GL leerlingen t/m opgave 46
samenvatting invullen en overschrijven 

Slide 35 - Tekstslide