In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Programma
Huiswerk bespreken
Uitleg 1.4: totstandkoming aanbodlijn
Uiteen in expertgroepjes
Opgaven in de hoofdmeet uitleggen aan elkaar
Slide 1 - Tekstslide
Totstandkoming aanbodlijn
We gaan telkens uit van exogene prijs.
Marktsituatie (volkomen concurrentie) met veel aanbieders en vragers
Prijs is voor individuele producent een gegeven
Slide 2 - Tekstslide
maximale winst als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK
Slide 3 - Quizvraag
Bij welke productieomvang(q) is de winst maximaal?
Slide 4 - Tekstslide
Bij welke productieomvang is de winst maximaal
A
Q1
B
Qe
C
Q2
Slide 5 - Quizvraag
Q1 niet optimaal, hij kan winst vergroten tot aan snijpunt MO = MK
Q2 niet optimaal, het laatste product heeft hem meer gekost, dan dat het oplevert
Slide 6 - Tekstslide
Op welke snijpunt(en) kun je het break-evenpunt aflezen?
A
TO = TK
B
GO = GTK
C
TO = TK en GO = GTK
Slide 7 - Quizvraag
Hoe bereken je de winst van een bedrijf?
A
P x Q
B
MO=MK
C
BEO-BEA
D
TO - TK
Slide 8 - Quizvraag
Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
- individuele aanbod aflezen
- weet je hoe het collectieve aanbod ontstaat
- kun je het collectieve producentensurplus uitrekenen
Slide 9 - Tekstslide
Hoe hoog is de winst bij Qe?
Winst per product (GW) is de verticale afstand tussen GO en GTK
TW = GW x Q
Slide 10 - Tekstslide
Individuele producent streeft bij iedere prijs (MO) naar aangeboden hoeveelheid (Q) die resulteert in maximale winst (Bij snijpunt MO = MK)
MK-lijn is dus de aanbodcurve van de producent
Slide 11 - Tekstslide
De (individuele) aanbodlijn is het deel van de MK-lijn dat boven de GTK lijn ligt
Met een aanbodcurve kun je bij iedere P aflezen hoeveel stuks er worden aangeboden (geproduceerd)
Slide 12 - Tekstslide
Om de collectieve aanbodlijn uit te rekenen tel je de individuele aanbodlijnen bijelkaar op.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Herhaling consumenten- en producentensurplus
Het consumentensuplus:
(22 - 10) x 2.000 / 2
= € 12.000
Het producentensurplus:
(10 - 3) x 2.000 / 2
= € 7.000
Totaal surplus 12.000 +
7.000 = €14.000
Slide 15 - Tekstslide
samenvatting
Slide 16 - Tekstslide
De aanbodlijn loopt van linksboven naar rechtsonder.
A
juist
B
onjuist
Slide 17 - Quizvraag
Wat zou het betekenen voor de vraag- en of aanbodlijn als Nederland stopt met de gaswinning
A
aanbodlijn verschuift naar links
B
aanbodlijn verschuift naar rechts
C
vraaglijn verschuift naar links
D
vraaglijn verschuift naar rechts
Slide 18 - Quizvraag
Dit is een?
A
formule voor een vraaglijn
B
formule voor een aanbodlijn
C
geen van beide
Slide 19 - Quizvraag
Dit is een voorbeeld van een?
A
aanbodlijn
B
geen van beide
C
vraaglijn
Slide 20 - Quizvraag
Inkopen van grondstoffen wordt goedkoper. Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
die schuift naar rechts
B
die schuift naar links
C
er komt een ander punt op de aanbodlijn tot stand
D
er verandert niets.
Slide 21 - Quizvraag
A
Slide 22 - Quizvraag
9. Als een aantal wasmachine aanbieders failliet gaat dan...
A
Verschuift de aanbodlijn van wasmachines naar links
B
Verschuift de aanbodlijn van wasmachines naar rechts
C
Verschuift de vraaglijn van wasmachines naar links
D
Verschuift de vraaglijn van wasmachines naar rechts
Slide 23 - Quizvraag
Welke kleur heeft het producentensurplus?
A
Groen
B
Blauw
C
Rood
D
Geel
Slide 24 - Quizvraag
als de prijs in euro's luidt dan is het producentensurplus in euro's:
A
12.000
B
6.000
C
4.000
D
2.000
Slide 25 - Quizvraag
Huiswerk
Module 2 hoofdstuk 2 - vraag 27 t/m 36
Slide 26 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van deze les kun je het individuele aanbod aflezen, weet je hoe het collectieve aanbod ontstaat en kun je het collectieve producenten surplus uitrekenen.