Allerlei verbanden. Noem minimaal 4 verschillende verbanden uit hoofdstuk 8.
1 / 39
volgende
Slide 1: Open vraag
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3
In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Allerlei verbanden. Noem minimaal 4 verschillende verbanden uit hoofdstuk 8.
Slide 1 - Open vraag
Bij een tabel is het verschil in de toenames steeds gelijk. Er is hier sprake van een ...
A
kwadratisch verband
B
wortelverband
C
lineair verband
D
exponentieel verband
Slide 2 - Quizvraag
Bij dit verband hoort een parabool
A
Lineair verband
B
Omgekeerd evenredig verband
C
Kwadratisch verband
D
Exponentieel verband
Slide 3 - Quizvraag
kwadratisch verband
exponentieel verband
evenredig verband
lineair stijgend verband
wortel verband
periodiek verband
Omgekeerd evenredig verband
Slide 4 - Sleepvraag
Wat is de groeifactor en wat is de beginhoeveelheid bij een exponentieel verband
A
Begingetal = 9
Groeifactor = 5
B
Begingetal = h
Groeifactor = 5
C
Begingetal = 9
Groeifactor = t
D
Begingetal = h
Groeifactor = t
Slide 5 - Quizvraag
Wat is het begingetal bij dit exponentieel verband?
A
0
B
400
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de standaardformule voor exponentiële groei?
Slide 7 - Open vraag
Bereken de groeifactor bij dit exponentieel verband
A
440 : 400 = 1,1
B
440 - 400 = 40
C
400 : 440 = 0,91
Slide 8 - Quizvraag
Ik parkeer de auto in een parkeergarage. Ik betaal € 1,80 per uur.
Van welk verband is hier sprake?
A
Exponentieel verband
B
Lineair verband
C
Kwadratisch verband
D
Periodiek verband
Slide 9 - Quizvraag
Sissa mocht van de koning zelf een beloning kiezen. Sissa koos: leg op het eerste veld van het schaakspel 1 rijstkorrel, op het volgende 2, het volgende 4 etc. tot alle 64 velden vol zijn. Hebben we te maken met een exponentieel verband?
A
Ja
B
Nee
Slide 10 - Quizvraag
Bij een exponentiële groei is de groeifactor 1,735 per maand. Geef het groeipercentage per maand.
Slide 11 - Open vraag
Bij een exponentiële groei is de groeifactor 0,845 per dag. Met hoeveel procent neemt de hoeveelheid af, per dag?
Slide 12 - Open vraag
Ik stort 400 euro op mijn bankrekening en ontvang 2% rente per jaar. Welk verband hoort hierbij?
A
lineair verband
B
kwadratisch verband
C
exponentieel verband
D
hyperbolisch verband
Slide 13 - Quizvraag
Is er spraken van een exponentieel verband?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het verband
A
lineair
B
kwadratisch
C
omgekeerd evenredig
D
exponentieel
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het verband
A
lineair verband
B
kwadratisch verband
C
omgekeerd evenredig verband
D
exponentieel verband
Slide 16 - Quizvraag
Is AB een omgekeerd evenredig verband?
A
3
1
6
2
B
6
18
108
36
timer
1:00
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Is CD een omgekeerd evenredig verband?
C
3
9
6
12
D
6
2
3
1,5
timer
1:00
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Een vrachtauto kan met 45 liter diesel 540 km rijden. Is dit een evenredig of omgekeerd evenredig verband?
A
evenredig
B
geen van beiden
C
omgekeerd evenredig
D
kan allebei zijn
Slide 19 - Quizvraag
Om een fabriekshal schoon te maken moeten 3 schoonmakers 18 uur werken. Er is sprake van een omgekeerd evenredig verband. Hoeveel uur doen 12 schoonmakers erover?
A
72 uur
B
6 uur
C
4,5 uur
D
3 uur
Slide 20 - Quizvraag
De grafiek van een omgekeerd evenredig verband is een ....
A
hyperbool
B
parabool
Slide 21 - Quizvraag
wat voor verband is dit?
A
periodiek verband
B
kwadratisch verband
C
wortelverband
D
exponentieel verband
Slide 22 - Quizvraag
Bij welk verband hoort het begrip: groeifactor
A
Lineair verband
B
Kwadratisch verband
C
Exponentiëel verband
D
Periodiek verband
Slide 23 - Quizvraag
Bij welk verband hoort het begrip: richtingscoëfficiënt
A
Lineair verband
B
Kwadratisch verband
C
Exponentiëel verband
D
Periodiek verband
Slide 24 - Quizvraag
Bij welk verband hoort het begrip: goniometrische functies
A
Lineair verband
B
Kwadratisch verband
C
Exponentiëel verband
D
Periodiek verband
Slide 25 - Quizvraag
Bij welk verband hoort het begrip: product-som methode
A
Lineair verband
B
Kwadratisch verband
C
Exponentiëel verband
D
Periodiek verband
Slide 26 - Quizvraag
Een windturbine heeft een ashoogte van 80 m en een tiphoogte van 115 m. Het uiterste tipje van een rotorblad beschrijft een periodieke verband.
Als de wind toeneemt, neemt de ......
A
amplitude af
B
periode toe
C
evenwichtsstand toe
D
periode af
Slide 27 - Quizvraag
De grafiek hiernaast hoort bij een periodiek verband.
Wat is de periode?
A
3 seconden
B
6 seconden
C
10 meter
D
20 meter
Slide 28 - Quizvraag
De grafiek hiernaast hoort bij een periodiek verband.
Wat is de amplitude?
A
5 meter
B
10 meter
C
15 meter
D
20 meter
Slide 29 - Quizvraag
Wat is de evenwichtsstand?
A
0 meter
B
15 meter
C
20 meter
D
30 meter
Slide 30 - Quizvraag
Geef de evenwichtsstand bij deze grafiek.
A
3
B
3,5
C
4
D
4,5
Slide 31 - Quizvraag
Wat is een amplitude (periodiek verband)
A
hoogste stand/top - evenwichtsstand
B
laagste stand/top - evenwichtsstand
Slide 32 - Quizvraag
Wat is een frequentie? (periodieke verband)
A
golfbeweging van hoogste naar de laagste stand
B
golfbeweging van hoogste - laagste hoogste stand gemeten over een bepaalde tijd
C
golfbeweging van hoogste -laagste - hoogste stand gemeten
D
golfbeweging van hoogste -laagste stand gemeten over een bepaalde tijd
Slide 33 - Quizvraag
Sleep de formules naar de juiste grafiek
y = x³
y=x^4
y = x^5
y = x^6
Slide 34 - Sleepvraag
3x5=−146
10−4x4=−60
4x8+30=10
Geen oplossingen
Één oplossing
Twee oplossingen
Slide 35 - Sleepvraag
Geef van iedere vergelijking aan
met welke manier je deze het best kunt oplossen.
A x B=0
bordjes
abc-formule
ontbinden in factoren
kwadraat afsplitsen
Slide 36 - Sleepvraag
Sleep de juiste kenmerken bij elkaar.
snijpunten met de x-as
snijpunt met de y-as
top
snijpunt kwadratisch verband en rechte lijn
y=0
x=0
ligt op symmetrieas
Vergelijking opstellen door gelijk te stellen.
Slide 37 - Sleepvraag
Ik kan een verbanden herkennen en toepassen.
😒🙁😐🙂😃
Slide 38 - Poll
Succes met de toetsweek!
H6: Kwadratische vergelijkingen en ongelijkheden oplossen
H7: berekenen van hoeken en zijden met sinus, cosinus, tangens
H8: herkennen van verschillende verbanden + oefenen met formules (zie D-toets + Herhalingsopgaven)