Mensen met een migratieachtergrond hebben ook een andere cultuur en taal. Veel kinderen met een migratieachtergrond hebben daardoor een taalachterstand, want vaak spreken hun ouders thuis weinig Nederlands.
Denk aan het schoolsysteem: Je wilt je kind volgen, maar wat als je een taalachterstand hebt? Of wat als het in jouw andere cultuur heel anders ging?
Slide 8 - Tekstslide
Oorzaak 2: Opleiding en inkomen
Sommige kinderen met een migratieachtergrond hebben ouders die geen studie gedaan hebben. Voor deze ouders is het moeilijker om hun kinderen te helpen met huiswerk.
Denk ook aan inkomen: als je laaggeschoold bent, heb je vaak een lager inkomen.
Slide 9 - Tekstslide
Oorzaak 3: Wonen
In iedere stad heb je goedkopere huizen en duurdere huizen. Sommige arbeidsmigranten kunnen geen duur huis betalen, en gaan dus bij elkaar in de buurt wonen. Dat vinden ze bovendien fijn: ze hebben dezelfde cultuur, en voelen zich dus thuis.
Sommige Nederlanders zonder migratieachtergrond willen daar niet tussen wonen en gaan in een andere wijk wonen.
Zo ontstaat er segregatie: de verschillende groepen mensen wonen in andere wijken.
Slide 10 - Tekstslide
Oorzaak 4: Discriminatie
Discriminatie is het ongelijk behandelen van mensen in gelijke gevallen.
Denk aan sollicitaties, bij het uitgaan, je huidskleur, man/vrouw etc.
Slide 11 - Tekstslide
De begrippen:
1. Maatschappelijke positie (uitleggen waarom we een 'ladder' gebruiken) 2. 4 oorzaken voor sociale ongelijkheid:
1. Cultuur
2. Opleiding of inkomen.
3. Wonen
4. Discriminatie
- Ik kan uitleggen waarom mensen met een niet-westerse migratie-achtergrond de minste kansen hebben.
Heb je ze allemaal genoteerd?
Slide 12 - Tekstslide
Aan de slag:
Methode M: Sociale Ongelijkheid
Maak: opdracht 1, 2 en 3
(hoofdstuk: Multiculturele Samenleving)
Let op: bij de toets lever je je schrift in en kijk ik de opdrachten na