Het kopen van een huis

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Noem een voordeel van het huren van een huis.

Slide 4 - Open vraag

Noem een nadeel aan het huren van een huis.

Slide 5 - Open vraag

Iedereen heeft recht op huurtoeslag.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een huurtoeslag ?
A
Is een financiële bijdrage van de overheid waarmee je een deel van de huur kunt betalen
B
Een financiële bijdrage van de bank
C
Is een financiële bijdrage van de bank waarmee je een deel van de huur kunt betalen
D
Is een financiële ondersteuning van de overheid

Slide 7 - Quizvraag

De huur van je huis is hoog en je verdient niet zo veel. Je kunt huurtoeslag krijgen. Van wie krijg je huurtoeslag?
A
Van de belastingdienst.
B
Van de gemeente.
C
Van de woningbouwvereniging.
D
Van de makelaar.

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Plak de foto van jouw droomhuis

Slide 12 - Open vraag

Stappenplan huis kopen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Noem 2 voordelen van het kopen van een huis.

Slide 20 - Open vraag

Noem 2 nadelen van het kopen van een huis.

Slide 21 - Open vraag

Waar bestaat kosten koper uit?

Slide 22 - Woordweb

Wat doet een makelaar?
A
Deze helpt met verhuizen
B
Deze helpt met schilderen van een nieuw huis
C
Helpt met het zoeken en kopen van een huis

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

2

Slide 25 - Video

00:07
Goede vraag, wat is een hypotheek?

Slide 26 - Open vraag

00:32
Hoe heet de vergoeding die je voor de lening betaalt?

Slide 27 - Open vraag

Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 28 - Tekstslide

Hoe komt het dat je steeds minder rente betaald?
A
Omdat je een steeds hoger bedrag aflost.
B
Omdat je een steeds lager bedrag aflost.
C
Omdat door het aflossen, je schuld steeds kleiner wordt.

Slide 29 - Quizvraag

Wat klopt er over een annuïteitenhypotheek?
A
Je betaalt altijd even veel rente
B
De bruto maandlasten zijn ieder maand even hoog
C
Je betaalt altijd even veel aflossing
D
De bruto maandlasten dalen iedere maand.

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Wat is een hypotheek?
A
Een geldlening voor een huis
B
Een geldlening voor een onroerend goed
C
Een langlopende lening
D
Het recht van de bank om jouw onroerend goed te mogen verkopen.

Slide 32 - Quizvraag