Nask VMBO 2 K toets / KGTboek H1 Krachten

Wat is zwaartekracht?
A
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde trekt aan jou en alles om je heen
B
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde en de zon elkaar op afstand houden.
C
De zwaartekracht is de kracht waarmee je alles kunt laten zweven
D
De zwaartekracht is de kracht die ervoor zorgt dat je dingen in de lucht kunt gooien.
1 / 24
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Wat is zwaartekracht?
A
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde trekt aan jou en alles om je heen
B
De zwaartekracht is de kracht waarmee de aarde en de zon elkaar op afstand houden.
C
De zwaartekracht is de kracht waarmee je alles kunt laten zweven
D
De zwaartekracht is de kracht die ervoor zorgt dat je dingen in de lucht kunt gooien.

Slide 1 - Quizvraag

Op de kast ligt een voorwerp met een massa van 845 g. Op dit voorwerp werkt een zwaartekracht van....
A
0,845 N
B
8,45 N
C
84,5 N
D
845 N

Slide 2 - Quizvraag

Wat is een krachtmeter?
A
Een metalen buis waarin een touwtje is opgehangen. Als de veer uitgetrokken wordt, dan geeft de wijzer aan hoe groot de kracht is.
B
Een metalen buis waarin een touwtje is opgehangen. Als de veer uitgetrokken wordt, dan geeft de wijzer aan hoe zwaar iets weegt is.
C
Een metalen buis waarin een spiraal is opgehangen. Als de veer uitgetrokken wordt, dan geeft de wijzer aan hoe zwaar iets weegt is.
D
Een metalen buis waarin een spiraal is opgehangen. Als de veer uitgetrokken wordt, dan geeft de wijzer aan hoe groot de kracht is.

Slide 3 - Quizvraag

Welke zinnen horen bij elkaar? Maak ze kloppend.
Een krachtmeter met een stugge veer die moeilijk uittrekt, gebruik je ........
Je hangt een blok van 300 g aan de een krachtmeter. Aan dat blok hang je weer 300 g... Wat gebeurt er met de veer van de krachtmeter?.......
.......alleen om grote krachten te meten
.....deze veer zal door uitrekking 2x zo groot worden.

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is spankracht?
A
Als je een touw strak trekt, komt het strak te staan. Je kunt verder trekken maar het touw trekt net zo hard terug.
B
Door een touw steeds verder uit te rekken ontstaat er spankracht.

Slide 5 - Quizvraag

Met welk symbool geef je de normaalkracht weer?
A
Fn
B
Fk
C
Fnk
D
Fkn

Slide 6 - Quizvraag

Wat is nettokracht?
A
Als het evenwicht gelijk is aan de aarde.
B
Als het evenwicht kracht kan maken, lijkt het alsof er extra kracht op het voorwerp werkt.
C
Als het voorwerp in de lucht kan blijven zweven, lijkt de kracht verdwenen
D
Als krachten evenwicht maken, lijkt het alsof er geen kracht op het voorwerp werkt.

Slide 7 - Quizvraag

Op een voorwerp werkt een kracht van 1000 N en een kracht van 800 N. De krachten werken in tegengestelde richting. Wat is de juiste nettokracht?
A
350 N
B
- 200 N
C
200 N
D
1800 N

Slide 8 - Quizvraag

Waar of niet waar?
Twee krachten op een  voorwerp zijn in evenwicht als de krachten in elkaars verlengde liggen.
De flessenopener en de steeksleutel zijn voorbeelden van hefbomen.
je kunt zien dat er kracht wordt uitgeoefend op een voorwerp als deze van richting, vorm en snelheid veranderd.
windkracht  kracht zorgt ervoor dat de bal alleen maar rechtvooruit gaat.
waar

waar
waar
niet waar

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe ZIE je kracht werkt?
A
door spierkracht van een voetballer is de bal ingedeukt(vervormd)
B
de zwaartekracht laat een bal weer dalen
C
de stuwkracht zorgt ervoor dat je achteruit gedrukt wordt.
D
door de (reactie)kracht kan de bal van richting veranderen

Slide 10 - Quizvraag

Een touw oefent een kracht van 600 N uit op de ring. Hoeveel cm pijl moet je tekenen? (krachtenschaal = 1 cm is + gelijk aan 100 N)
A
60 cm
B
6 cm
C
6,6 cm
D
0,6 cm

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een aangrijpingspunt?
A
is het punt waar de kracht wordt uitgeoefend.
B
is het voorwerp waarmee de kracht wordt uitgeoefend.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een massamiddelpunt?
A
is de binnenkant van de massa en ligt in het midden van de massa.
B
alle middelpunten hebben een massa en die ligt altijd in het midden
C
alle massa van het voorwerp samengebald in 1 punt. Meestal ligt het massamiddelpunt midden in het voorwerp.
D
alle massa van het voorwerp samengebald in 1 punt. Het massamiddelpunt ligt altijd in het midden van het voorwerp.

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer trekken 2 magneten elkaar aan? Welke notatie klopt?
Z= zuidpool N = noorpool
A
NZ NZ
B
NZ ZN
C
ZN ZZ
D
ZN NZ

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de hefboomregel?
A
werkkracht X werkarm = last x lastarm
B
werkkracht : werkarm = last x lastarm

Slide 15 - Quizvraag

Wat is waar en wat is niet waar?
sneeuwschoenen hebben vele grotere zolen dan gewone schoenen. Het voordeel van zo'n oppervlak is dat je sneller en dieper in de sneeuw zakt.
Het draaipunt van een nijptang ligt aan het uiteinden van de handvaten.
een krachtenschaal wordt gebruikt om aan te geven hoeveel kracht er nodig is. Dit doe je door de krachtenpijl de juiste lengte te geven.
niet waar
niet waar
waar

Slide 16 - Sleepvraag

Welke kenmerk van een voorwerp kan veranderen door kracht?
A
de massa
B
de kleur
C
de temperatuur
D
de vorm

Slide 17 - Quizvraag

Op een grote tafel ligt een voorwerp met een massa van 850 g. Op dit voorwerp werk een zwaartekracht van;...
A
8,50 N
B
85,0 N
C
0,850 N
D
8500 N

Slide 18 - Quizvraag

Je tekent een pijl die een kracht aangeeft. Wat geeft deze pijl aan?
A
in welke richting de kracht werkt
B
uit welke richting de kracht komt

Slide 19 - Quizvraag

een magneet trekt elkaar aan als de noordpool en de zuidpool naar elkaar toe liggen.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quizvraag

Een krachtmeter met een stugge veer die je moeilijk kunt uitrekken gebruik je om alleen grote krachten mee te meten.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quizvraag

welke krachten worden er gebruikt als er een kist aan een touw hangt.
A
zwaartekracht en spierkracht
B
normaalkracht en spankracht
C
spierkracht en spankracht
D
zwaartekracht en spankracht

Slide 22 - Quizvraag

Welke 2 voorbeelden zijn hefboommethodes?
A
flesopener en steeksleutel
B
schroefboormachine en soldeerbout

Slide 23 - Quizvraag


A

Slide 24 - Quizvraag