Werkwoordspelling (3)

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan wij doen?
1. Lezen
2. Oefentoets
3. Zelfstandig werken / extra uitleg. 
4. Zelfstandig werken
5. Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Doel
Ik kan de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

De vorige les had ik .... vragen goed.
010

Slide 5 - Poll

Deze les maak ik .... vragen goed.
010

Slide 6 - Poll

(verbranden)
Au! ik ....... mij aan dat hete water.

Slide 7 - Open vraag

(wandelen)
De mensen, die uit de bus komen, ...... naar het meer.

Slide 8 - Open vraag

(lopen)
De hele dag ..... er mensen voorbij mijn huis.

Slide 9 - Open vraag

(rennen)
De kinderen uit groep zes .... de hele pauze over het schoolplein.

Slide 10 - Open vraag

(zullen)
... ik proberen om een marathon te lopen?

Slide 11 - Open vraag

(landen)
Het vliegtuig .... veilig op Schiphol.

Slide 12 - Open vraag

(werken)
In de zomervakantie .... ik op het platteland.

Slide 13 - Open vraag

(veranderen)
Het ..... niets aan de situatie.

Slide 14 - Open vraag

(beloven)
.... jij dat je het nooit meer zult doen?

Slide 15 - Open vraag

(bepalen)
Volgens mij ..... ik wat er hier gebeurt.

Slide 16 - Open vraag

Opdracht
Wat: bij 0 of 1 fout, ga je zelfstandig aan het werk aan de buitenkant van het klaslokaal. Bij twee of meer fout kom je in het midden voor extra uitleg. 
Hoe: stil
Hulpmiddel: je laptop
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: in je map
Klaar?: verder werken, ander vak of lezen. 

Slide 17 - Tekstslide

Maken: onderstaande zinnen. Vul eerst het werkwoord lopen in, dan het correcte werkwoord. 
1. Ik ... (tennissen) nu al voor het vierde jaar. 
2. Hij ... (ontbijten) altijd, voordat hij naar school gaat. 
3. Mevrouw Lutjes ... (tuinieren) graag in haar achtertuin. 
4. Wat .... (genezen) jij snel.
5. De moeder ..... (beloven) haar dochter een nieuwe fiets. 
6. De bakker .... (kneden) het deeg voor het brood. 
7. Moeder .... (verwijzen) naar het grote schandaal van vorig jaar. 
8. Julie .... (beïnvloeden) de beslissing van de scheidsrechter. 

Slide 18 - Tekstslide