Kun je aan of voor bij plaatsen of weglaten
(aan/voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp)
Denise geeft mij een cadeau.
Persoonsvorm: geeft
onderwerp: Denise (wie geeft?)
lijdend voorwerp: cadeau (wat geeft Denise?)
meewerkend voorwerp: mij (aan wie geeft Denise een cadeau?)
Het zinsdeel dat iets ontvangt.