10/3, beeldspraak

Beeldspraak
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen:


- Ik kan beeldspraak herkennen

- Ik weet wat metonymie en synesthesie zijn.

planning:


1. HW

2. theorie taal paragraaf 4 (kort) en 5

3. opdrachten beeldspraak

4. stof VT3


basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
- spreekvaardigheid
burgerschap:
- maatschappelijke vraagstukken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Zij is het derde wiel aan de wagen

Slide 4 - Tekstslide

herhalen
1. eufemisme
2. understatement
3. hyperbool

basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
- spreekvaardigheid

Slide 5 - Tekstslide


spuugzat
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 6 - Quizvraag


niet onaardig
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 7 - Quizvraag


onaangenaam verrast
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 8 - Quizvraag


bekenden van de politie
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 9 - Quizvraag


lachten zich een breuk
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 10 - Quizvraag


met de tong uit de mond
A
overdrijving (hyperbool)
B
eufemisme

Slide 11 - Quizvraag

Vergelijking met verbindingswoord 
 werkelijkheid/object --> vergeleken met een beeld.
* gekoppeld met het woord 'als'     (object en beeld)

voorbeeld:
Hij                                    is zo bleek als een lijk.
werkelijkheid                            beeld
object

basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
- spreekvaardigheid

Slide 12 - Tekstslide


Dat meisje
is zo onschuldig als een lammetje

werkelijkheid                                             beeld

Slide 13 - Tekstslide

Zuivere Metafoor  
* alleen het beeld wordt genoemd

Het is hier een zwijnenstal, ruim op!
                             beeld

De werkelijkheid/ het object is bijvoorbeeld een slaapkamer.

Slide 14 - Tekstslide

Zuivere Metafoor
Voorbeelden:
  • Dat schaap is er alweer ingetrapt.
  • De overheid gaat snoeien in de uitgaven.  (verminderen)
  • Het regent klachten bij de zorginstelling.

Slide 15 - Tekstslide

Personificatie
Een levenloos ding wordt voorgesteld als een persoon.
'een persoon van iets maken'

Voorbeeld:
Het gevaar loerde op elke straathoek.  
De toekomst lacht je toe.
De huilende wind.

Slide 16 - Tekstslide

Synesthesie
*combineren van verschillende zintuigen (vb: gehoor en zicht)


Voorbeeld:
- Scherpe geur 
- Schreeuwende kleuren

Slide 17 - Tekstslide

Dit was deel 1 
- vergelijking 
- zuivere metafoor 
-personificatie 
- synesthesie

oefenen....

Slide 18 - Tekstslide

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 19 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 20 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 21 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Video

Metonymia

Beeldspraak:  een specifieke eigenschap van het object.

1. Deel in plaats van geheel 
    Je noemt een deel in plaats van het geheel 

     Even de neuzen tellen


2. Geheel in plaats van deel 
    Je noemt het geheel in plaats van een deel
     Nederland moet nu eindelijk weer eens naar een EK 

Slide 24 - Tekstslide

Metonymia
"Jij verdient een bloemetje"

Slide 25 - Tekstslide

Metonymia
"De politie heeft mij gisteren een bekeuring gegeven" 

Slide 26 - Tekstslide

 
3. Het abstracte i.p.v. het concrete 

Je noemt plaats/ruimte, maar je bedoelt de mensen die daar
      zijn. 
(hoeft niet altijd mensen te zijn)

  • De zaal gaf een enorm applaus.
  • De school gaat een dag sporten. 

 
4. Het concrete i.p.v. het abstracte 

Iets abstract wordt aangeduid met een tastbaar begrip.



  • Hij heeft zijn hart op de goede plek. -> inlevingsvermogen
  • Daar kan je een goede boterham mee verdienen. -> inkomen 

Slide 27 - Tekstslide

Metonymia 
"Dit jaar hoop ik op een witte kerst"

Slide 28 - Tekstslide

samenvattend:
metonymia; bijzondere vorm van beeldspraak.

1.  je noemt een deel, maar je bedoelt het geheel; 
2.  je noemt het geheel, maar je bedoelt een deel; 
3. je noemt iets abstracts, maar je bedoelt iets concreets; 
4. je noemt iets concreets, maar je bedoelt iets abstracts. 

Slide 29 - Tekstslide

aan de slag
cursus 4, taal
paragraaf 5
opdracht 2
basisvaardigheid:

- leesvaardigheid

Slide 30 - Tekstslide

leerdoelen:


- Ik kan beeldspraak herkennen

- Ik weet wat metonymie en synesthesie zijn.

huiswerk week 11:
dinsdag 11 maart:
- samenvatting kort verhaal I

planning week 12
maandag 17 maart: VT3
- cursus 4: 1 t/m 5
- cursus 7:  1 t/m 11

maandag 17 maart:
- fictie afronden: boek + korte verhalen

dinsdag 18 maart:
- fictie afronden: begrippen toepassen
basisvaardigheid:
- leesvaardigheid
- spreekvaardigheid
burgerschap:
- maatschappelijke vraagstukken

Slide 31 - Tekstslide