VER: 2 columnas (SER y ESTAR). Ve el vídeo + completa las columnas: cuándo se usa 'ser', y cuándo 'estar'?
ESTUDIAR: el uso de ser/estar/hay (grammaticaboekje onderbouw op Teams, nr 30-31.
HACER: ¿Conoces las conjugaciones de ser y estar ? Schrijf eerst op welke vervoegingen je nog weet, raadpleeg daarna het libro de referencia, werkwoorden-overzicht vanaf pagina 7 en noteer de vervoegingen: presente, perfecto, indefinido, imperfecto
HACER: maak libro 3 p.72, ejercicio 25a
STER-oefening:
De keuze voor 'ser' of 'estar', kan de betekenis beïnvloeden, bijv. ser listo = slim zijn, estar listo = klaar zijn. Geinteresseerd? Lees dan ook libro 3 p.73 en maak oefening 25b.