Grammatica zinsdelen t/m LV

Vandaag
  • Herhalen we grammatica zinsdelen: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp, werkwoordelijk gezegde.

  • Leer je het lijdend voorwerp en weet je aan het einde van de les wat een lijdend voorwerp is en kun je het lijdend voorwerp aanwijzen in de zin.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag
  • Herhalen we grammatica zinsdelen: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp, werkwoordelijk gezegde.

  • Leer je het lijdend voorwerp en weet je aan het einde van de les wat een lijdend voorwerp is en kun je het lijdend voorwerp aanwijzen in de zin.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm van een zin?

Slide 2 - Woordweb

Welke stappen ken je nog die je gebruikt bij het verdelen van de zin in zinsdelen?

Slide 3 - Woordweb

Het onderwerp van de zin vind je door:
A
de zin van tijd te veranderen.
B
de zin te verdelen in zinsdelen. Het eerste zinsdeel is dan het onderwerp.
C
de vraag: wie/wat+pv? in te vullen en het antwoord is dan het onderwerp.
D
alle werkwoorden in de zin op te schrijven.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
Alle werkwoorden in de zin.
B
De persoonsvorm.
C
Alle werkwoorden in de zin behalve de persoonsvorm.
D
Het voltooid deelwoord.

Slide 5 - Quizvraag

Ontleed de zin:
Topverdieners weigerden salaris in te leveren tijdens de crisis.

Slide 6 - Open vraag

Antwoord
Topverdieners | weigerden | salaris | in te leveren | tijdens de crisis.
pv = weigerden
O = Topverdieners
wwg = weigerden in te leveren

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp

Slide 8 - Tekstslide

Hoe vind je het lijdend voorwerp van een zin?

Slide 9 - Open vraag

Het lijdend voorwerp
  • Komt voor in zinnen waarin iets/iemand wat overkomt of ondergaat. 
  • Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Stel de vraag: wie/wat + pv + o + rest van wwg?
2. Vul pv, o en rest van wwg in.
3. Het antwoord op de vraag is het lijdend voorwerp.
Neem dit over in je aantekeningenschrift!

Slide 10 - Tekstslide

Ontleed: pv, zinsdelen, ondw, wwg en lv.
De scheidsrechter geeft een rode kaart aan de brutale speler.

Slide 11 - Open vraag

Maken
blz. 118 Opdracht 1 + 2   (in je schrift!)

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1.1
  1. a pv = lezen, ow = Veel jongeren, wg = lezen 
b pv = laat, ow = de presentator van deze talkshow, wg = laat uitpraten 
c pv = laten, ow = mensen, wg = laten tatoeëren 
d pv = bevatten, ow = De meeste soorten koekjes, wg = bevatten 
e pv = Vonden, ow = Amerikaanse onderzoekers, wg = Vonden 
f pv = voerden, ow = de agenten, wg = voerden af 


Slide 13 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 1.2
  1. a vraag = Wie/wat lezen veel jongeren? lv = de spannende boeken van Carry Slee
b vraag = Wie/wat laat de presentator van deze talkshow (nooit) uitpraten?
lv = zijn gasten
c vraag = Wie/wat laten mensen tatoeëren? lv = hun lichaam
d vraag = Wie/wat bevatten de meeste soorten koekjes? lv = te veel zout
e vraag = Wie/wat vonden Amerikaanse onderzoekers? lv = de eerste T-rexbotten
f vraag = Wie/wat voerden de agenten af? lv = enkele demonstranten

Slide 14 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
1. Die leuke broek | heeft | Moira | bij Zara of H&M| gekocht.
Pv = heeft
wwg = heeft gekocht
O = Moira
Lv= (wie/wat heeft Moira gekocht?) 
 Die leuke broek

Slide 15 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
2. Soms | rijdt | mijn broer | met zijn scooter | door een rood verkeerslicht.
Pv = rijdt
wwg = rijdt
O = Mijn broer
Lv = (wie/wat rijdt mijn broer? x
         x

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
3. Welk reclamespotje | heeft | vorig jaar | eigenlijk | de Gouden Loeki | gewonnen?
pv = heeft
wwg = heeft gewonnen
O = Welk reclamespotje
Lv = (wie/wat heeft welk reclamespotje gewonnen?
        de Gouden Loekie

Slide 17 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
4. In deze scheurkalender | kun | je | elke dag | een leuk weetje | lezen.
pv = kun
wwg = kun lezen
O= je
Lv = (wie/wat kun je lezen?)
        een leuk weetje

Slide 18 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
5. Apa Sherpa | stond | al 21 keer | op de top van de Mount Everest (8848 meter).
pv = stond
wg = stond
O = Apa Sherpa
Lv = Wie/wat stond Apa Sherpa?
         x

Slide 19 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 2
6. Tot ontzetting van de toeschouwers | schoot | de voetballer | de bal | in het eigen doel.
pv = schoot
wg = schoot
o = de voetballer
lv = wie/wat schoot de voetballer?
       de bal

Slide 20 - Tekstslide

Maken
- Opdr. 3 

Slide 21 - Tekstslide

Vul hier 1 zin in met lijdend voorwerp en 1 zin zonder lijdend voorwerp.

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin met de volgende volgorde:
pv - o - lv - aan jou - wg?

Slide 23 - Woordweb

Maken
blz. 119 opdr. 4 

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk
Maken opdracht 5 blz. 119

Slide 25 - Tekstslide

Vandaag
  • Herhalen we grammatica zinsdelen: persoonsvorm, zinsdelen, onderwerp, werkwoordelijk gezegde.

  • Leer je het lijdend voorwerp en weet je aan het einde van de les wat een lijdend voorwerp is en kun je het lijdend voorwerp aanwijzen in de zin.

Slide 26 - Tekstslide

Ontleed de zin t/m het lv:
Die jongen zoekt een vriendin op wie hij echt kan rekenen.

Slide 27 - Open vraag