In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Samentrekking controleren
havo H2 (p. 66) en vwo H1(p. 34)
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoel
Je weet wat een samentrekking is.
Je herkent een foutieve samentrekking.
Slide 2 - Tekstslide
Als een woord of woordgroep twee keer voorkomt, mag je het weglaten:
- dat heet een samentrekking
Samentrekkingen
Slide 3 - Tekstslide
Er bestaat voorwaartse en achterwaartse samentrekking:
Voorwaartse samentrekking: het gezamenlijke deel wordt genoemd in het eerste deel van de samentrekking en verderop weggelaten: een antieke lamp en een moderne (-);
Achterwaartse samentrekking: het gemeenschappelijke deel wordt genoemd in het laatste deel van de samentrekking en daarvóór weggelaten: binnen- en buitenland.
Samentrekkingen
Slide 4 - Tekstslide
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus:
1. woordniveau
2. woordgroepsniveau
3. zinsniveau
Samentrekkingen
Slide 5 - Tekstslide
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus:
1. woordniveau – op de plaats van het samengetrokken woorddeel wordt een streepje geschreven: keukenstoel en -tafel; zon- en feestdagen;
2. woordgroepsniveau 3. zinsniveau
Samentrekkingen
Slide 6 - Tekstslide
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus: 1. woordniveau
2. woordgroepsniveau – binnen een woordgroep worden een of meer hele woorden weggelaten: dure ringen en (-) armbanden; hoge (-) en lage bergen; 3. zinsniveau
Samentrekkingen
Slide 7 - Tekstslide
Samentrekkingen komen voor op drie niveaus: 1. woordniveau 2. woordgroepsniveau 3. zinsniveau – een of meer zinsdelen (ow, lv, mv, bwb enz.) die twee keer voorkomen, worden weggelaten: – Iris volleybalt op zaterdag en Peter (-) op zondag.
– Je wilt (-) en krijgt een leuk cadeautje.
Samentrekkingen
Slide 8 - Tekstslide
Wanneer mag je een samentrekking op zinsniveau gebruiken?
Samentrekken mag alleen als aan drie voorwaarden wordt voldaan:
1. de weggelaten woorden hebben dezelfde functie (zinsdeel, woordsoort), 2. dezelfde betekenis én 3. hetzelfde getal (enkelvoud/meervoud) als de woorden die blijven staan.
Samentrekkingen
Slide 9 - Tekstslide
Samentrekking controleren
1. Functie: zinsdeel / woordsoort
2. Betekenis
3. Getal: enkelvoud / meervoud
Is alles gelijk, dan is de samentrekking correct.
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
voorbeeld 1
Tabitha heeft hoge cijfers, maar er ook hard voor gewerkt.
zin 1: zin 2:
Tabitha = ow Tabitha = ow
Tabitha = naam van meisje Tabitha = naam van meisje
Tabitha = ev Tabitha = ev
Slide 12 - Tekstslide
voorbeeld 1
Tabithaheeft hoge cijfers, maar er ook hard voor gewerkt.
zin 1: zin 2:
heeft = pv en wg heeft = pv en wg + gewerkt
heeft = zww heeft = hww
heeft = ev heeft = ev
Slide 13 - Tekstslide
voorbeeld 1
Fout:
Tabithaheeft hoge cijfers, maar er ook hard voor gewerkt.
Goed:
Tabitha heeft hoge cijfers, maar heeft er ook hard voor gewerkt.
Slide 14 - Tekstslide
voorbeeld 2
Hij hield van haar en haar handen vast.
zin 1: zin 2:
hij = ow hij = ow
hij = persoon hij = persoon
hij = ev hij = ev
Slide 15 - Tekstslide
voorbeeld 2
Hij hield van haar en haar handen vast.
zin 1: zin 2:
hield = pv en wg hield = pv en wg + vast
hield = zww hield = zww
hield = ev hield = ev
Slide 16 - Tekstslide
voorbeeld 2
Fout:
Hij hield van haar en haar handen vast.
Goed:
Hij hield van haar en hield haar handen vast.
Slide 17 - Tekstslide
Marin was al een uur aan het zwemmen, maar nog steeds niet moe.
A
goed
B
fout
Slide 18 - Quizvraag
uitleg
Marinwas al een uur aan het zwemmen, maar nog steeds niet moe.
Zin 1 Zin 2 Zin 1 Zin 2
Marin = ow Marin = ow was = pv + deel wg was = pv + wg