Werkwoordsvormen herhaling

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoordsvormen
 

Je leert hoe je werkwoordsvormen herkent in een zin

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordsvormen:

- tijd van de zin (ott, ovt, vtt enz. )
- soorten werkwoordsvormen (infinitief, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord)
- bedrijvende en lijdende vorm
- de 'wijs' (aantonende, gebiedende)

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag

- huiswerk bespreken/nakijken
- herhalingsquiz

Slide 4 - Tekstslide

a. In verband met de sneeuw is er voor morgen code rood afgegeven door het KNMI

b. In 1988 is het EK voetbal voor het eerst in het laatst gewonnen door het Nederlands elftal. 

Slide 5 - Tekstslide

Kijk in stilte je huiswerk na. 

Slide 6 - Tekstslide

'Ik had mijn huiswerk al gemaakt.'
In welke tijd staat de zin?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 7 - Quizvraag

'Ik heb een boek geschreven.'
In welke tijd staat de zin?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 8 - Quizvraag

'Ik rende naar huis.'
In welke tijd staat de zin?
A
onvoltooid tegenwoordige tijd
B
onvoltooid verleden tijd
C
voltooid tegenwoordige tijd
D
voltooid verleden tijd

Slide 9 - Quizvraag

'Ik zal even kijken'
In welke tijd staat de zin?
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
B
onvoltooid verleden toekomende tijd
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
D
voltooid verleden toekomende tijd

Slide 10 - Quizvraag

'Ik zou het hebben gevraagd'
In welke tijd staat de zin?
A
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
B
onvoltooid verleden toekomende tijd
C
voltooid tegenwoordige toekomende tijd
D
voltooid verleden toekomende tijd

Slide 11 - Quizvraag

'Hij ging lachend naar huis'
Welke werkwoordsvorm heeft 'lachend'?
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 12 - Quizvraag

'Ik wil graag voetballen'
Welke werkwoordsvorm heeft 'voetballen'?
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord

Slide 13 - Quizvraag

'De rekensom wordt nu uitgelegd'. Dit is de:
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 14 - Quizvraag

'Hanno is nog net op tijd gered'. Dit is de:
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 15 - Quizvraag

'Ga bij de rotonde naar links'. Dit is de:
A
Aantonende wijs
B
Gebiedende wijs

Slide 16 - Quizvraag

'Vraag je morgen wat het huiswerk is?' Dit is de:
A
Aantonende wijs
B
Gebiedende wijs

Slide 17 - Quizvraag

Maak opdracht 8 en 9 (blz. 33)

Je mag fluisterend overleggen

Slide 18 - Tekstslide

Werkwoordsvormen:

- tijd van de zin (ott, ovt, vtt enz. )
- soorten werkwoordsvormen (infinitief, voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord)
- bedrijvende en lijdende vorm
- de 'wijs' (aantonende, gebiedende)

Slide 19 - Tekstslide