Niet goed voelen tijdens een prestatie/samenwerking/toets enz. Voorbeelden: Hoofdpijn/buikpijn, je warm voelen, versnelde ademhaling, zweten, hartkloppingen, slechter slapen, minder goed eten, vaker moeten plassen, warm voelen (blozen), enzovoort....
Je bent zelf vaak niet tevreden, het is niet goed genoeg.
Slide 2 - Tekstslide
Drie soorten faalangst
Cognitieve faalangst
Last van angst bij leren of maken van een les of toets.
Sociale faalangst
Angst om niet goed in de groep te liggen.
Motorische faalangst
Angst bij het maken van een tekening of bij een (sport)wedstrijd.
Slide 3 - Tekstslide
Programma les 1
Kennismaken
Werkafspraken maken
Snelhechter uitdelen
Opdracht volgende week
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht week 1
Houd deze week een dagboekje bij.
Noteer:
wanneer je faalangst voelde;
wat de situatie/gebeurtenis was;
wat je voelde lichamelijk (buikpijn, zweten, enz.);
wat waren je gedachten.
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Waarom voel je je zo?
Denken dat je het niet kan > zorgt voor Angst
Zorgt voor spanning > Waardoor helder denken niet meer lukt