3V - Formuleren

2Hd
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

3V
Formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Les 1
Doel:
- Je kunt uitleggen wat een samenstrekking is. 
- Je kunt de 3 eisen benoemen waaraan een juiste samentrekking moet voldoen. 
- Je kunt een foutieve samentrekking herkennen en verbeteren. 

Opdrachten
Hoofdstuk 1 - Formuleren - blz. 35 - opdracht 2 t/m 5 maken


Slide 3 - Tekstslide

Samentrekking
= Wanneer in een samengestelde zin dezelfde woorden voorkomen en weggelaten worden. 

Eisen waaraan deze groep woorden moet voldoen:

A) Ze hebben dezelfde functie -> grammaticaal -> zinsdeel of woordsoort
B) Ze hebben dezelfde betekenis
C) Ze hebben hetzelfde getal -> enkelvoud/meervoud

De toeristen zonder paspoort wilden naar Duitsland fietsen, maar (-) mochten de grens niet over. 

Slide 4 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
1. De militair was gewond en (-) daarom niet in het veldhospitaal opgenomen.
(-) = de militair was

2. Hier wordt een nieuw sportveld aangelegd en (-) enkele kleedkamers geplaatst. 
(-) = hier wordt

3. Max keek naar een leuk meisje en (-) daardoor niet goed uit bij het oversteken. 
(-) = Max keek

4. De maand augustus is vaak heet en (-) brengen Italianen graag door aan de kust. 
(-) = De maand augustus


Functie
Betekenis
Getal

Slide 5 - Tekstslide

Les 2
Doel:
- Je kunt uitleggen wat een verwijswoord is. 
- Je kunt de 3 eisen benoemen waaraan een juiste verwijzing moet voldoen. 
- Je kunt een foutieve verwijzing herkennen en verbeteren. 

Opdrachten
1.  Hoofdstuk 1 - Formuleren - blz. 35 - opdracht 2 t/m 5 maken -> NAKIJKEN
2. Hoofdstuk 2 - Formuleren - blz. - opdracht 2 t/m 5 -> MAKEN



timer
7:00

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Verwijswoorden
= een woord dat verwijst naar een woord dat eerder is genoemd, het antecedent

Eisen waaraan het verwijswoord moet voldoen:
A) Het verwijswoord moet bij het juiste lidwoord van het antecedent passen. 
-> de = die en het = dat
B) Het verwijswoord moet bij het juiste (biologische) geslacht van het antecedent passen.
-> mannelijk / vrouwelijk (de woorden met achtervoegsel) / onzijdig 
C) De correcte schrijfregels moeten worden toegepast.
-> zie opdrachten voor verschillende voorbeelden



Slide 11 - Tekstslide

Foutieve verwijswoorden
1. De salto is het gevaarlijkste dat een acrobaat in het circus kan doen. 
Verwijswoord = dat -> antecedent = ?

2. Kent Mirjam alle studenten al waarmee ze straks dat onderzoek gaat doen?
Verwijswoord = waarmee -> antecedent = ?

3. Als je straks mijn broers tegenkomt, wil je hen dan vragen om op tijd thuis te komen?
Verwijswoord = hen -> antecedent = ?



Lidwoord
Geslacht
Overige regels

Slide 12 - Tekstslide

Les 3
Doel:
- Je kunt uitleggen wat incongruentie en onjuiste inversie is.
- Je kunt fouten hierin herkennen en verbeteren. 

Opdrachten
1. Hoofdstuk 2 - Formuleren - blz. - opdracht 2 t/m 5 -> NAKIJKEN
2. Hoofdstuk 4 - Formuleren - blz. 129 - opdracht 1 t/m 4 -> MAKEN




timer
7:00

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Incongruentie
Als het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en dat van de persoonsvorm niet overeenkomen, is er sprake van incongruentie.

Redenen hiervoor:
- Het onderwerp lijkt meervoud, maar is enkelvoud (of andersom). -> de media / de meerderheid
- Het onderwerp en de persoonvorm staan ver uit elkaar en de zinsdelen er tussenin hebben een ander getal. -> Het schijnt dat het stadsbestuur de komende jaren binnen de grachten geen nieuwe parkeerplaatsen voor auto’s meer willen aanleggen.
- Het meewerkend voorwerp wordt onterecht aangezien voor onderwerp. -> Dan worden alle passagiers verzocht uit te stappen


Slide 16 - Tekstslide

Onjuiste inversie
Wanneer in nevengeschikte zinnen het onderwerp onterecht ACHTER de persoonsvorm wordt geplaatst, is er sprake van onjuiste inversie

GOED
Beginnen we vanmiddag om drie uur?
Vanmiddag beginnen we om drie uur.

FOUT
Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen.
Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar had ik er vanmiddag geen zin in.

Zinnen met foutieve inversie verbeter je door persoonsvorm en onderwerp om te draaien of door een zinsdeel voor persoonsvorm te zetten.



Slide 17 - Tekstslide

Herhalingsles
Lesstof tot nu toe:
- Foutieve samentrekkingen
- Foutief gebruikte verwijswoorden
- Incongruentie & onjuiste inversie
- Onjuiste begrenzing van zinnen

Opdrachten:
- Online maken: H1, H2, H4 -> TRAINEN -> FORMULEREN
- Diatoets - volgmeting maken
- Presentatie fictie voorbereiden

Slide 18 - Tekstslide

Les 4
Doel:
- Je kunt uitleggen hoe je zinnen correct moet begrenzen.
- Je kunt verkeerd begrensde zinnen verbeteren. 

Opdrachten
1. Hoofdstuk 6 - Formuleren - blz. 203 - opdracht 2
2. Diatoets afmaken (Elsa & Eva)
3. Online hst 1, 2, 4 en 6 oefenen met 'TRAINEN' of 'OEFENTOETSEN'




Slide 19 - Tekstslide

Onjuiste begrenzing van zinnen
Bij het begrenzen van zinnen (bepalen waar deze stopt of nog doorloopt) met de juiste leestekens, onderscheiden we twee veel voorkomende fouten. 

1. Een bijzin wordt als losse zin geschreven. 
Op de camping deden de jongens iedere dag de booschappen. Waarna de meisjes gingen koken. -> booschappen, waarna

2. Hoofdzinnen worden onterecht aan elkaar geplakt.
In de zomervakantie wordt Terschelling overspoeld door toeristen, veel jongeren kamperen op Appelhof. -> toeristen en veel  / toeristen. Veel 




Slide 20 - Tekstslide

Voorbereidingsles
Oefentoets maken

Klaar?
- blz. 146 - startopdracht + opdracht 1, 2 en 4 maken -> Functiewoorden in teksten
- Diatoets woordenschat maken via www.diatoetsen.nl
- Leren/oefenen voor de toets. 

Laatste 15 minuten: Nakijken en normeren van oefentoets. 

Slide 21 - Tekstslide

Toetsles
Klaar met de toets?

- blz. 146 - startopdracht + opdracht 1, 2 en 4 maken -> Functiewoorden in teksten

- Diatoets woordenschat maken via www.diatoetsen.nl


Slide 22 - Tekstslide