meervoud op -s en voltooid onvoltooid deelwoord

Klas 1
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Klas 1

Slide 1 - Tekstslide

Hoe gaat het vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

  • WELKOM
  • huiswerk bespreken
  • afronding meervoud op -s
  • oefenen meervoud op -s
  • uitleg spelling: voltooid en onvoltooid deelwoord
  • huiswerk dinsdag 2 feb

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdstuk 3
- Woordenschat: woorden + zoek een voorbeeld
- Grammatica zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
- Grammatica woordsoorten: zelfstandig werkwoord en hulpwerkwoord
- Spelling: meervouden op -en
- Spelling werkwoorden: de verleden tijd van sterke werkwoorden
Hoofdstuk 4
- Woordenschat: woorden + zoek een tegenstelling
- Grammatica zinsdelen: lijdend voorwerp
- Grammatica woordsoorten: aanwijzend en vragen voornaamwoord
- Spelling: meervouden op -s
- Spelling werkwoorden: voltooid en onvoltooid deelwoord
10 februari: toets

Slide 4 - Tekstslide

MEERVOUDEN

in hs 3 Spelling, leerde je:



- meervouden op -en goed spellen


Slide 5 - Tekstslide

1. MEERVOUD op -en
Vaak hoef je alleen maar -en achter het woord te zetten

lamp + en = lampen

boer + en = boeren

dans + en = dansen

lot + en = loten

Slide 6 - Tekstslide

2. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk de laatste letter verdubbelen,

want je hoort een korte klank

klas + s + en = klassen

bak + k + en = bakken

bed + d + en = bedden

Slide 7 - Tekstslide

3. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een a, e, o of u weghalen,

want je hoort een lange klank

schaar - a + en = scharen

been - e + en = benen

sloot - o + en = sloten

Slide 8 - Tekstslide

4. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -f veranderen in een -v

raaf + f/v + en = raven

brief + f/v + en = brieven

golf + f/v + en = golven

Slide 9 - Tekstslide

5. MEERVOUD op -en

Soms moet je tegelijk een -s veranderen in een -z

baas + s/z + en = bazen

huis + s/z + en = huizen

mees + s/z + en = mezen

Slide 10 - Tekstslide

6. MEERVOUD op -ën

Woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -"n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het meervoud van
OLIFANT
A
olifantjes
B
olifantje
C
olifanten
D
olifantten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
genie?
A
genieën
B
geniën

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
melodie?
A
melodieën
B
melodiën

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het meervoud van
ceremonie?
A
ceremonieën
B
ceremoniën

Slide 16 - Quizvraag

MEERVOUDEN

op

- s en 's

-S = vaste s

'S = apostrof s

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Wat is goed?
A
geintjes
B
geintje's

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed?
A
cameras
B
camera's

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed?
A
machines
B
machine's

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed?
A
kabels
B
kabel's

Slide 23 - Quizvraag

Wat is goed?
A
rallys
B
rally's

Slide 24 - Quizvraag

Wat is goed?
A
garages
B
garage's

Slide 25 - Quizvraag

Wat is goed?
A
solos
B
solo's

Slide 26 - Quizvraag

Wat is goed?
A
menus
B
menu's

Slide 27 - Quizvraag

Welk ezelsbruggetje helpt je onthouden of je 's moet gebruiken?
A
JY mAg grAAg Y 's
B
JY hOUd vAn Y 's
C
Ik mAg gEEn Y 's
D
Ik hOU vAn Y 's

Slide 28 - Quizvraag

GELEERD

REGELS VAN HET MEERVOUD OP -S EN 'S

KENNEN EN KUNNEN GEBRUIKEN


- meervouden op -s (vaste s) goed spellen

- meervouden op 's (apostrof s) goed spellen


Slide 29 - Tekstslide

Ik weet hoe ik een meervoud op -s maak.
A
ja
B
nog niet

Slide 30 - Quizvraag

Slide 31 - Tekstslide

Spelling: Voltooid en onvoltooid deelwoord (blz. 132)  Lezen: theorie blz. 132
Maken: startopdr. + opdr. 1 en 2
Dinsdag 2 februari

Slide 32 - Tekstslide

Tot dinsdag

Slide 33 - Tekstslide