230208_A2C_quiz begrippen fictie

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.





1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

WELKOM!

Ga rustig op je plek zitten.

Spullen op tafel. Laptop dicht.

Zet je tas op de grond.





Slide 1 - Tekstslide

Vandaag: vragen over fictie

Slide 2 - Tekstslide

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau

Slide 3 - Quizvraag

De zin: 'Ik zag hem al van ver aan komen lopen', kom je tegen bij . . .
A
ik-perspectief
B
alwetende verteller
C
allebei

Slide 4 - Quizvraag

Als je graag meeleeft met de hoofdpersoon, lees je het liefst
boeken met een . . .
A
alwetende verteller
B
ik-perspectief
C
D
-

Slide 5 - Quizvraag

Een hele lange beschrijving is . . .
A
het versnellen van tijd
B
het overslaan van tijd
C
het vertragen van tijd
D
de vertelde tijd

Slide 6 - Quizvraag

Een schrijver gebruikt een
flashforward vooral . . .
A
om terug te blikken op gebeurtenissen
B
om je te laten meeleven met de hoofdpersoon
C
voor de chronologische volgorde
D
om het verhaal spannend te maken

Slide 7 - Quizvraag

Een historische roman . . .
A
is geschreven in de tijd waarin het speelt
B
gaat over dingen uit het verleden
C
is bijvoorbeeld Boy 7 van Mirjam Mous

Slide 8 - Quizvraag

De sfeer in een verhaal wordt bepaald door . . .
A
ruimte en plaats
B
weer en ruimte
C
plaats, weer en tijdstip
D
plaats en weer

Slide 9 - Quizvraag

Kies het antwoord dat geen kenmerk van de hoofdpersoon is
A
Je weet veel van zijn innerlijk
B
Hij verandert in de loop van een verhaal
C
Hij is meestal een bijfiguur

Slide 10 - Quizvraag

Welk genre is dit?
A
historische roman
B
romantisch verhaal
C
fantasy

Slide 11 - Quizvraag

Wat is chronologisch?
A
Op volgorde van tijd, beginnend bij het oudste
B
Op volgorde van tijd, beginnend bij het nieuwste

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van niet-realistische fictie?
A
Spijt!
B
De hongerspelen
C
Oorlogswinter

Slide 13 - Quizvraag

Een verhaal met flashbacks is...
A
chronologisch
B
niet-chronologisch

Slide 14 - Quizvraag

De vertelde tijd wordt weergegeven in bladzijdes of uren.
A
juist
B
onjuist

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een cliffhanger?
A
De afloop van een verhaal.
B
Hoe het verhaal in elkaar zit.
C
Onderbreking van het verhaal op een spannend moment.
D
Een soort gedicht.

Slide 16 - Quizvraag