V6_SK_Vetten&Eiwitten_Week51_Les1_2324

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Opening les
  • Controle boeken en huiswerk
  • Weektaak
  • Leerdoelen
  • Keuze momenten
  • Aan opdrachten werken
  • Afsluiten les

Slide 2 - Tekstslide

Weektaak
- Bestuderen H15.2 (blz 42 en 43, 6vwo)
- Maken opdracht 18 t/m 22 (blz 43 en 44, 6vwo)

- Bestuderen H15.3 (blz 46 t/m 49, 6vwo)
- Maken opdracht 28 t/m 33 en 37 (blz 49 en 50, 6vwo)

- Bestuderen H15.4 (blz 52 t/m 55, 6vwo)
- Maken opdracht 42, 44, 45 en 47 (blz 55 en 56, 6vwo)


Slide 3 - Tekstslide

Lesdoel
De leerlingen kunnen aan het einde van de les uitleggen wat vetten en eiwitten zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Succesfactoren - Vetten
- Ik leg het verschil uit tussen olie en vet aan de hand van de ruimtelijke structuur van een molecuul.
- Ik kan in de BINAS de tabel over vetten vinden en toepassen.
- Ik geef de condensatiereactie van de synthese van een vet in structuurformules.
- Ik geef de hydrolysereactie van de synthese van een vet in structuurformules.


Slide 5 - Tekstslide

Succesfactoren - Eiwitten
- Ik kan de ruimtelijke structuur van een eiwit beschrijven op primair, secundair, tertiair en quaternair niveau.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de ruimtelijke structuur van de actieve plaats en de functionele groepen.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de begrippen enzym-specificiteit, pH-optimum en temperatuur-optimum.

Slide 6 - Tekstslide

Vetten
Een vet bestaat uit:
- Een glycerol backbone (propaan-1,2,3-triol)
- Drie vetzuren

Slide 7 - Tekstslide

Vetzuren
Verkorte weergave
C17H35COOH

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht
Geef de reactie in structuurformules voor de vet vorming tussen glycerol en drie maal oliezuur (C17H33COOH)

Slide 9 - Tekstslide

Vorming van een vet

Slide 10 - Tekstslide


A
Synthese van een vet
B
Ontleding van een vet
C
Omestering van een vet
D
Hydrolyse van een vet

Slide 11 - Quizvraag

Fosfolipide

Slide 12 - Tekstslide

Succesfactoren - Vetten
- Ik leg het verschil uit tussen olie en vet aan de hand van de ruimtelijke structuur van een molecuul.
- Ik kan in de BINAS de tabel over vetten vinden en toepassen.
- Ik geef de condensatiereactie van de synthese van een vet in structuurformules.
- Ik geef de hydrolysereactie van de synthese van een vet in structuurformules.


Slide 13 - Tekstslide

Succesfactoren - Eiwitten
- Ik kan de ruimtelijke structuur van een eiwit beschrijven op primair, secundair, tertiair en quaternair niveau.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de ruimtelijke structuur van de actieve plaats en de functionele groepen.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de begrippen enzym-specificiteit, pH-optimum en temperatuur-optimum.

Slide 14 - Tekstslide

Welke twee karakteristieke groepen herken je hier?

Slide 15 - Tekstslide

Eiwitten
Basis bouwsteen: aminozuren
- Amino-groep
- Carbonzuur-groep
- Rest groep (R)

Slide 16 - Tekstslide

Eiwitten

Slide 17 - Tekstslide

Welk aminozuur is dit:
A
Proline
B
Isoleucine
C
Tryptofaan
D
Histidine

Slide 18 - Quizvraag

Welk aminozuur is dit:
A
Asparagine
B
Glutamine
C
Asparaginezuur
D
Lysine

Slide 19 - Quizvraag

Eiwitten
Eiwitten bestaan uit meerdere aminozuren.

Verbinding van zuurgroep van aminozuur 1 
met aminogroep van aminozuur 2. Er komt water vrij.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht
Teken het peptide van Ala-Val-Gly.
Gebruik tabel 67H en onderstaand plaatje.

Slide 21 - Tekstslide

Eiwitten en enzymen
Eiwitten:
- Bouwstenen
- Enzymen


Slide 22 - Tekstslide

Eiwit-structuren
Vouwen op basis
van eigenschappen groep
aan aminozuur
- hydrofoob vs hydrofiel
- zwavelbrug

Slide 23 - Tekstslide

Eiwitten en enzymen
Eiwitten vouwen zich op basis van restgroep eigenschappen:
- Hydrofiel (polair) stoot Hydrofoob (apolair) af.
- Hydrofiel (poliar) trekt Hydrofiel (polair) aan.
- Hydrofoob (apolair) trekt Hydrofoob (apoliar) aan.
- Zwavelbrug

Hydrofiel: Aminogroep of zuurgroep aanwezig in rest groep

Slide 24 - Tekstslide

Welke van de onderstaande aminozuren kan zwavel-bruggen vormen?
A
Cysteïne
B
Serine
C
Lysine
D
Asparagine

Slide 25 - Quizvraag

Trekken de rest groepen van de volgende aminozuren elkaar aan?
asparaginezuur en Isoleucine
A
Stoten af
B
Trekken aan

Slide 26 - Quizvraag

Enzymen
Katalysatoren: Worden wel gebruikt maar niet verbruikt.

pH-optimum
Temperatuur-optimum

Slide 27 - Tekstslide

Succesfactoren - Eiwitten
- Ik kan de ruimtelijke structuur van een eiwit beschrijven op primair, secundair, tertiair en quaternair niveau.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de ruimtelijke structuur van de actieve plaats en de functionele groepen.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de begrippen enzym-specificiteit, pH-optimum en temperatuur-optimum.

Slide 28 - Tekstslide

Weektaak
- Bestuderen H15.2 (blz 42 en 43, 6vwo)
- Maken opdracht 18 t/m 22 (blz 43 en 44, 6vwo)

- Bestuderen H15.3 (blz 46 t/m 49, 6vwo)
- Maken opdracht 28 t/m 33 en 37 (blz 49 en 50, 6vwo)

- Bestuderen H15.4 (blz 52 t/m 55, 6vwo)
- Maken opdracht 42, 44, 45 en 47 (blz 55 en 56, 6vwo)


Slide 29 - Tekstslide

Succesfactoren - Vetten
- Ik leg het verschil uit tussen olie en vet aan de hand van de ruimtelijke structuur van een molecuul.
- Ik kan in de BINAS de tabel over vetten vinden en toepassen.
- Ik geef de condensatiereactie van de synthese van een vet in structuurformules.
- Ik geef de hydrolysereactie van de synthese van een vet in structuurformules.


Slide 30 - Tekstslide

Succesfactoren - Eiwitten
- Ik kan de ruimtelijke structuur van een eiwit beschrijven op primair, secundair, tertiair en quaternair niveau.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de ruimtelijke structuur van de actieve plaats en de functionele groepen.
- Ik beschrijf de specificiteit en selectiviteit van een enzym aan de hand van de begrippen enzym-specificiteit, pH-optimum en temperatuur-optimum.

Slide 31 - Tekstslide


A
Vet
B
Eiwit
C
Koolhydraat

Slide 32 - Quizvraag


A
Vet
B
Eiwit
C
Koolhydraat

Slide 33 - Quizvraag


A
Vet
B
Eiwit
C
Koolhydraat

Slide 34 - Quizvraag