mindmap havo 2 periode 1 ( fictie)

Doel: 
Ik weet hoe ik een goede mindmap maak.
Ik kan mijn mening over het boek geven.
Ik kan het verhaal in steekwoorden opschrijven.
Ik kan hoofd-en bij personen beschrijven.
Ik weet of het verhaal een psychisch perspectief heeft.
Ik weet of een verhaal chronologisch verteld is of niet chronologisch of met een voorgeschiedenis



1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Doel: 
Ik weet hoe ik een goede mindmap maak.
Ik kan mijn mening over het boek geven.
Ik kan het verhaal in steekwoorden opschrijven.
Ik kan hoofd-en bij personen beschrijven.
Ik weet of het verhaal een psychisch perspectief heeft.
Ik weet of een verhaal chronologisch verteld is of niet chronologisch of met een voorgeschiedenis



Slide 1 - Tekstslide

Korte samenvatting met steekwoorden
Schrijf de belangrijkste woorden op zodat een korte samenvatting ontstaat.

Slide 2 - Tekstslide

personages
Hoofdpersonen
bijpersonen

Slide 3 - Tekstslide

Hoofdpersonen
je leest meestal hun gedachten en gevoelens
je leert verschillende karaktereigenschappen kennen
( deze veranderen vaak door gebeurtenissen = karakterontwikkeling)
Dit heet round characters

Slide 4 - Tekstslide

Bijpersonen
je leert hooguit een paar karaktereigenschappen
ze veranderen niet
reageren vaak voorspelbaar
Dit heet een flat character

Slide 5 - Tekstslide

perspectief
tijdsperspectief: hoe het verhaal wordt verteld: met de gebeurtenissen mee ( chronologisch) of achteraf, of heen en weer tussen heden en verleden.
psychisch perspectief: vanuit een persoon verteld
meervoudig perspectief: verteld vanuit verschillende personages.

Slide 6 - Tekstslide

Waar en wanneer speelt het zich af
Geef zo duidelijk mogelijk aan waar het verhaal zich afspeelt, denk hierbij aan:een stad, land of dorp. 
Geef zo duidelijk mogelijk aan wanneer: denk hierbij aan welk jaartal, of welk seizoen etc

Slide 7 - Tekstslide

Thema
Het thema formuleert kort en algemeen de strekking van het verhaal.
je kunt dat formuleren in:
een paar woorden
een korte zin
in een vraag

Slide 8 - Tekstslide

Einde van het verhaal
gesloten einde: het verhaalprobleem is aan het eind opgelost
open einde: een aantal zaken blijven opongelost.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video