Vrouw (4.2)

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Primaire geslachtskenmerken ontstaan
A
Voor de geboorte
B
In de puberteit
C
Tussen de geboorte en de puberteit in
D
Na de puberteit

Slide 4 - Quizvraag

Welk geslachtskenmerk is een primair geslachtskenmerk?
A
Baardgroei
B
Baarmoeder
C
Lagere stem
D
Borsten

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Tekstslide

Welk orgaan maakt testosteron?
A
eierstok
B
hypofyse
C
teelbal
D
zaadblaasje

Slide 7 - Quizvraag

Welk orgaan maakt oestrogenen?
A
eierstok
B
hypofyse
C
teelbal
D
baarmoeder

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

In het schema staan functies van organen van het vrouwelijke voortplantingsstelsel beschreven. Sleep het juiste orgaan naar de juiste functie.
vagina
eierstokken
eileiders
baarmoeder
kleine schaamlippen
clitoris

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

Wat is menstruatie?
A
afstoten van een deel van het baarmoederslijmvlies
B
afstoten van het baarmoederslijmvlies
C
klompje cellen dat zich vastzet in het baarmoederslijmvlies
D
de innesteling van een klompje celen in het baarmoederslijmvlies

Slide 13 - Quizvraag

Op dag 1 van de menstruatie cyclus begint de menstruatie

A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt er afgebroken bij de menstruatie?
A
De baarmoeder
B
Bloed
C
Het baarmoederslijmvlies
D
De eicel

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Te lang een tampon in hebben kan je ziek maken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Kun je plassen als je een tampon in hebt?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

Als je een tampon gebruikt kan je een zwangerschap voorkomen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Bij welke nummer breng je een tampon in?
A
4
B
5
C
6
D
12

Slide 20 - Quizvraag

Een vrouw gebruikt per menstruatie gemiddeld ... tampons
A
4
B
6
C
18

Slide 21 - Quizvraag

Na hoeveel tijd moet je maximaal je tampons of maandverband verwisselen?
A
4 uur
B
6 uur
C
8 uur
D
10 uur

Slide 22 - Quizvraag

Waarvoor is het touwtje aan een tampon?
A
Om de verschillende tampons te herkennen.
B
Om hem er weer uit te halen.
C
Om te weten dat je er eentje in hebt.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is NIET waar over tampons?
A
Als ze vol zijn, loopt het bloed erlangs.
B
Je kunt ze combineren met maandverband.
C
Je mag ze 4-6 uur in hebben.
D
Inbrengen is voor iedereen gelijk.

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide