Biotische + abiotische factoren > ecosysteem - Hoe het gebied eruit ziet (samenstelling)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn planten aangepast aan hun ecosysteem?
Voorjaarsbloeiers > leven in donkere bossen - groeien en bloeien voordat bomen bladeren krijgen
Klimplanten > leven in donkere bossen - heeft hechtworteltjes aan stengel, groeit tegen boom omhoog naar het licht
Wortelrozetten > leven in dichtbegroeide grasland - platte bladeren op de grond, creëert zo ruimte voor zichzelf, boven en onder de grond
Woestijnplanten -> zuinig met water - weinig water verdampen uit bladeren (cactus geen bladeren, maar stekels) - kleine bladeren met vette waslaag of haren op bladeren
Slide 7 - Tekstslide
3.1 Organismen in hun omgeving
Wat? Maken 3.1 – Opdracht 1 t/m 12
Hoe? Blz. 132 t/m 138
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 1 t/m 12 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 8 - Tekstslide
Startopdracht
Vaste plekken
Mobiel in je tas of in de telefoontas
Boek, schrift en pen op tafel
Start
Mobiel in je kluis
Oortjes uit
Jas aan de kapstok
Pen+ boek op tafel
Slide 9 - Tekstslide
wat gaan we vandaag doen?
Start
3.1 deel 2 (15min)
Aan het werk (15min)
Afsluiten(5min)
Slide 10 - Tekstslide
3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt met voorbeelden uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan een koude of hete omgeving
Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze
Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel
Slide 11 - Tekstslide
Wat zijn biotische factoren?
A
Invloeden afkomstig van de mens
B
invloeden afkomstig van het milieu
C
Invloeden afkomstig van dieren
D
Invloeden afkomstig van de levende natuur
Slide 12 - Quizvraag
Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.
Slide 13 - Quizvraag
Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel
Slide 14 - Quizvraag
Wat zijn abiotische factoren?
A
De invloeden afkomstig van de levende natuur
B
De invloeden afkomstig van de levenloze natuur
C
Alle relaties tussen organismen en hun milieu
D
A en B
Slide 15 - Quizvraag
3.1 Organismen in hun omgeving
Hoe zijn dieren aangepast aan kou en hitte?
Zoogdieren en vogels zijn warmbloedig (lichaamstemperatuur constant), rond 37° C
Koude omgeving? - Vogels -> opgezette veren - Zoogdieren -> wintervacht, korte poten en kleine oren - Laag stilstaande lucht tussen veren of vacht > isolatie - Zoogdieren in water > dikke speklaag
Warme omgeving? - Zoogdieren -> zomervacht, korte haren - Grote oren en langere poten
Schutkleur = aanpassing aan omgeving
Slide 16 - Tekstslide
3.1 Organismen in hun omgeving
Wat? Maken 3.1 – Opdracht 9 t/m 18 (12 niet!)
Hoe? Blz. 137 t/m 141
Hulp? Eerst overleggen met buur, daarna docent vragen.
Tijd? 10 minuten
Uitkomst? Opdracht 9 t/m 18 is af.
Klaar? Samenvatting dikgedrukte woorden maken (lijst).
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
3.1 Organismen in hun omgeving
Leerdoel(en) van deze les:
Je kunt uitleggen hoe de snavels van vogels zijn aangepast aan hun voedsel en hoe de poten van vogels zijn aangepast aan hun leefwijze
Je kunt uitleggen hoe het gebit van dieren is aangepast aan hun voedsel