Oefen s.o. 3.1

• Natuurkunde
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Wat is de spanning op het lichtnet (stopcontact) ?

1. 220V
2. 230V
3. 5V
4. 380 kV

Wat voor voordeel is er als batterijen zoals in het plaatje gekoppeld zijn?

1. Je hebt minder ruimte nodig.
2. Het handvat past goed in een hand.
3. De spanning is hoger.
4. De capaciteit is meer.

Wat doet een geleider?

1. Geeft stroom gemakkelijk door.
2. Houdt stroom tegen.

Wat doet een isolator?

1. Geeft stroom gemakkelijk door
2. Houdt stroom tegen

In welke eenheid meet je stroomsterkte?

1. V
2. W
3. A
4. P

In welke eenheid meet je spanning?

1. V
2. W
3. A
4. P

Wat is waar?

1. Bij een serieschakeling is de stroomsterkte overal even groot.
2. Bij een parallelschakeling is de stroomsterkte overal even groot.

kies uit: serie/parallel

De kerstboomverlichting van maaike is kapot. Alle lampjes van het snoer gingen tegelijk uit. hoe zijn de lampjes geschakeld?

1. serie
2. parallel

kies uit: serie/parallel

Hoe staan de TV en computer geschakeld?

1. serie
2. parallel

kies uit: serie/parallel

Hoe moet je een ampèremeter aansluiten?

1. serie
2. parallel

Bekijk de afbeelding. Dit is het pictogram voor een...

1. zekering
2. weerstand
3. spanningsmeter
4. stroommeter

De grootheid van spanning kort je af met ?

1. U
2. I
3. V
4. A

De eenheid van stroom kort je af met ?

1. U
2. I
3. V
4. A

De eenheid van energie is

1. kilowatt
2. kilowattuur
3. kilowatt/uur
4. geen van de bovenstaande

door 3 lampjes in serie geschakeld gaat een stroom van 0,1 A
Hoeveel komt er dan uit de spanningsbron?

1. -0,3 A
2. 0,3 A
3. -0,1 A
4. 0,1 A

door 3 lampjes parallel geschakeld gaat een stroom van 0,1 A
Hoeveel komt er dan uit de spanningsbron?

1. -0,3 A
2. 0,3 A
3. -0,1 A
4. 0,1 A

Door R1 gaat 0,2 A, door R2 gaat 0,2 A, door R3 gaat 0,6 A, door R4 gaat 0,3 A, hoeveel gaat er dan door R5

1. 0,4 A
2. 0,5 A
3. 0,6 A
4. 0,7 A

0,2 kW =

1. 0,0002 W
2. 2 W
3. 200 W
4. 2000 W

Hoeveel kWh verbruik je als je 1 uur een afzuigkap aan met een vermogen van 100 W gebruikt

1. 100 kWh
2. 10 kWh
3. 1 kWh
4. 0,1 kWh

Een gloeilamp met een vermogen van 40 W staat 30 min aan.
Bereken de hoeveelheid omgezette elektrische energie in kWh.

500 W =

1. 500000 kW
2. 5000 kW
3. 5 kW
4. 0,5 kW

Symbool voor de grootheid vermogen

1. W
2. U
3. P
4. R

E is het symbool voor?

1. Hoeveelheid energie
2. Spanning
3. Weerstand
4. Vermogen

Met welke eenheid meten we spanning

1. ampere
2. vermogen
3. volt
4. watt

I is het symbool voor?

1. Stroom sterkte
2. Spanning
3. Weerstand
4. Vermogen

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.

1. U = 2 A
2. P = 2 A
3. t = 2 A
4. I = 2 A

Een koelkast verbruikt per dag 0,6 kWh. Wat kost het om deze koelkast een heel jaar aan te laten staan. 1 kWh kost €0,25.

1. Kosten = 0,6kWh x €0,25 = €0,15
2. Kosten = 0,6kWh x €0,25 = €0,15 €0,15 x 365 = €54,75
3. Kosten = 0,6kWh / €0,25 = €2,40
4. Kosten = 0,6kWh / €0,25 = €2,40 €2,40 x 365 = €876

In welke schakeling(en) is er sprake van kortsluiting?

1. a, b en c
2. c, d en e
3. c en e
4. a, b en f

Hoeveel geeft de stroommeter aan?

1. 36mA
2. 3,6mA
3. 3,3mA
4. 3,8mA

Werk deze opgave netjes uit.
Schrijf ook de formule om
Een oven zet in een half uur 5 kWh aan energie om. Wat is het vermogen van deze oven?

Hoe heet deze schakeling?

1. Serie
2. Parallel

Hoe heet deze schakeling?

1. Serie
2. Parallel

Hoe moet ik deze meters aansluiten?

1. Allebei in serie
2. A parallel, V in serie
3. A in serie, V parallel
4. Allebei parallel

Drie lampjes zijn aangesloten op een spanningsbron. Hoe zijn de lampjes geschakeld?

1. serie
2. parallel
3. zowel serie als parallel
4. niet serie en ook niet parallel

Hoe is de schakeling
geschakeld?

1. In serie
2. Parallel

Welke schakeling zie je hier?

1. Parallel
2. Serie

Is het een serieschakeling of een parallelschakeling?

1. Serie
2. parallel

Het lampje staat 3, 4 en 5 staan

1. Parallel aan elkaar
2. In serie met elkaar

Wat gebeurt er met de stroomsterkte door het 5e lampje, als je het 1e lampje eruit draait?

1. De stroomsterkte wordt 0 A.
2. De stroomsterkte neemt af.
3. De stroomsterkte blijft gelijk.
4. De stroomsterkte neemt toe.

De lampjes zijn identiek.
De totale stroomsterkte is 4,0 A.
Wat is dan de stroomsterkte door lampje A en B?

1. 8,0 A
2. 4,0 A
3. 2,0 A
4. 6,0 A

De stroomsterkte wordt gemeten in punt A en heeft een grootte van 4,0 A.
Wat is de stroomsterkte door lampje 1 en 2?

1. 4,0 A
2. 8,0 A
3. 2,0 A
4. 6,0 A

Op welk(e) punt(en) in deze schakeling is de stroomsterkte het grootst?

1. Door lampje 1
2. Door lampje 2
3. Door lampje 3
4. Door lampje 4