1e naamval = onderwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HIJ)
3e naamval = meewerkend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door AAN HEM/VOOR HEM)
4e naamval = lijdend voorwerp van de zin (zinsdeel vervangen door HEM)
Ich habe meinem Großvater eine Karte aus Österreich geschickt.
Welk zinsdeel kan je door HIJ vervangen en is dus onderwerp (1e naamval)?
Welk zinsdeel kan je door HEM vervangen en is dus lijdend voorwerp (4e naamval)?
Welk zinsdeel kan je door AAN HEM/VOOR HEM vervangen en is dus meewerkend voorwerp?