2V - Spelling

2Hd
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

2Hd

Slide 1 - Tekstslide

2VB
Kennismaking & Spelling

Slide 2 - Tekstslide

Les 1
Programma
- Kennismaking
- Toets grammatica bespreken
- Herhaling spelling paragraaf 2 en 3 + bespreken
- Uitleg paragraaf 4
- Lezen
- Huiswerk: spelling paragraaf 4 - opdracht 1
























Slide 3 - Tekstslide

    Leestekens (1)

Slide 4 - Tekstslide

Leenwoorden (2)
Regel + voorbeeld
Engels
Wanneer het laatste deel een voorzetsel is, gebruik je een koppelteken. -> back-up / walk-over / all-in
Engels
Samenstellingen schrijf je (anders dan de Engelse spelling) aan elkaar. -> latenightshow / voicemail
Frans
Gebruik een é è ê als dat nodig is voor de uitspraak. -> café / crèche / enquête

Slide 5 - Tekstslide

Koppelteken (& weglatingsstreepje) (3)
Samenstellingen die anders onoverzichtelijk zijn
kop-en-schotel / doe-het-zelfzaak
langetermijngeheugen 
Samenstellingen met klinkerbotsing
mee-eter / milieu-inspecteur
politieauto / adoptieouder
Samenstelling met een letter/cijfer/afkorting/teken/St
vwo-diploma / $-teken
pincode
Aardrijkskunde samenstellingen
Noord-Brabant / Zuid-Italiaan / Best-West
Voorvoegsels: adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud- 
oud-leerling / ex-collega
Tweede deel van de samenstelling heeft een hoofdletter
niet-Nederlands / pro-Europees
Samenstelling met gelijkwaardige woorden
trainer-coach / rood-wit-blauw

Slide 6 - Tekstslide

Koppelteken of geen koppelteken?
A
havo leerling
B
havo-leerling
C
havoleerling

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord moet niet met een koppelteken?
A
ex-voetballer
B
ijsco-man
C
tosti-ijzer
D
make-up

Slide 8 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
Astma-aanval
B
Astmaaanval

Slide 9 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
hbo student
B
hbo-student
C
hbostudent

Slide 10 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
minijurk
B
mini-jurk

Slide 11 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
niet roker
B
niet-roker

Slide 12 - Quizvraag

Koppelteken of geen koppelteken?
A
80 jarige
B
80-jarige

Slide 13 - Quizvraag

Waar is het weglatingsstreepje goed gebruikt?
A
keelarts, neusarts en oorarts
B
-keel, -neus en -oorarts
C
keel-, neus- en oor-arts
D
keel-, neus- en oorarts

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed geschreven?
A
oude - en nieuwe kleren
B
oude en nieuwe kleren
C
oude kleren en nieuwe -
D
oude kleren en nieuwe

Slide 15 - Quizvraag

Waar is het weglatingsstreepje goed gebruikt?


A
carnavalsfeest en -optocht
B
hoofdstraten en zij-
C
-kast en boekenplank
D
voorkant en achter-

Slide 16 - Quizvraag

Les 2
 -Programma
- Proefwerk spelling op dinsdag 7 januari
- Toets grammatica bespreken
- Maken: spelling paragraaf 4 - opdracht 2 en 3 -> daarna opdr. 1 t/m 3 bespreken
- Uitleg paragraaf 5
- Huiswerk: spelling paragraaf 5 - opdracht 1, 2 en 3 online maken
- Uitleg paragraaf 6
- Huiswerk: spelling paragraaf 6 - opdracht 1, 2 en 3 online maken
























Slide 17 - Tekstslide

Tussenletter bij samenstellingen
De linkerhelft heeft geen meervoud.
rijstepap
De linkerhelft is iets waar er maar één van is. 
zonnebloem, maneschijn, koninginnesoep
De linkerhelft kent twee meervoudsvormen.
akten/aktes -> aktetas
groenten/groentes -> groentesoep
De linkerhelft is geen zelfstandig naamwoord. 
jokkebrok, spillebeen, rodekool
De linkerhelft is een versterkt bijvoeglijk naamwoord (figuurlijke betekenis)
beresterk, apetrots (vs. apenrots), stekeblind
S horen = S schrijven
moederskindje, wetsartikel
Vervang het rechterdeel bij twijfel
personeelschef want personeelsfeest
stationsstraat want stationsweg

Slide 18 - Tekstslide

Aan elkaar!
Samenstellingen van 2 of meer woorden
tuinstoel, schoenendoos, ijscoman
woorden die beginnen met: er, hier, daar of waar
eronder, ertussendoor, hierover, daarvandaan, waarvan
getallen met 'honderd' of 'duizend' -> als woord geschreven
zevenhonderd, achttienduizend
samengestelde werkwoorden
opbellen, afluisteren, pianospelen, stofzuigen
samengestelde bijvoeglijk naamwoorden
dichtbevolkt, roodgloeiend, vuurrood, afleidend
LOS! -> Als het woord meerdere klemtonen heeft.
sfeervol huis, supermooie wagen

Slide 19 - Tekstslide

Wel of geen tussenletter?
A
groentesoep
B
groentensoep
C
groentessoep

Slide 20 - Quizvraag

Wel of geen tussenletter?
A
zonnenscherm
B
zonnescherm

Slide 21 - Quizvraag

Wel of geen tussenletter?
A
huilenbalk
B
huilebalk

Slide 22 - Quizvraag

Wel of geen tussenletter?
A
tarwebrood
B
tarwenbrood

Slide 23 - Quizvraag

Wel of geen tussenletter?
A
Beresterk
B
Berensterk

Slide 24 - Quizvraag


Je schrijft geen tussenletter als...
A
het eerste woord geen zn is
B
het geen meervoud heeft
C
het meervoud zowel met -s als met -n geschreven kan worden
D
het eerste deel een versterkend woord is

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de basisregel voor samenstellingen in het Nederlands?
A
Samenstellingen schrijven we met een koppelteken.
B
Samenstellingen schrijven we los.
C
Samenstellingen schrijven we aan elkaar.
D
Samenstellingen schrijven we volgens 6 regels.

Slide 26 - Quizvraag

Los of aan elkaar?
A
meervoudige persoonlijkheidsstoornis
B
meervoudigepersoonlijkheidsstoornis
C
meervoudige persoonlijkheid stoornis
D
meervoudigepersoonlijkheid stoornis

Slide 27 - Quizvraag

Los of aan elkaar?
A
bruinebonensoep
B
bruine bonensoep
C
bruine bonen soep

Slide 28 - Quizvraag

Welke woorden schrijf je los?
A
super gezellig
B
contact gegevens
C
patat bakken
D
schoon maken

Slide 29 - Quizvraag

Welke woorden schrijf je los?
A
scooter rijbewijs
B
op zoek
C
sollicitatie gesprek
D
werk sfeer

Slide 30 - Quizvraag

Los of aan elkaar?
A
ervandoor gaan
B
ervandoorgaan
C
er vandoorgaan

Slide 31 - Quizvraag

Les 3
Programma

- Start uitleg 'recensie schrijven'

- Oefentoets maken (+ bespreken)

- Lezen in je leesboek
























Slide 32 - Tekstslide

Les 4
Programma

- Bouwplan inleveren

- Proefwerk Spelling bespreken

- Inhoud recensie bekijken + oefenen
























Slide 33 - Tekstslide

Opdracht 1
1. Zoek online een recensie (kies zelf een onderwerp) die voldoet aan de eisen van de recensie die jullie moeten schrijven (dus minimaal 5 alinea's met verschillende argumenten in de kern).

- Waar de recensie over gaat maakt niet uit (boek, film, serie, voorstelling, etc.).
- Je kunt er zelfs voor kiezen om een recensie van jouw huidige boek op te zoeken. 

2. Print de recensie uit. 


























timer
15:00

Slide 34 - Tekstslide

Opdracht 2
1. Wissel je recensie uit met een klasgenoot. 

2. Markeer in de recensie van je klasgenoot alle beoordelingswoorden die je kunt vinden en de bijbehorende argumenten en voorbeelden

3. Markeer pakkende zinnen in de inleiding of het slot. 

4. Markeer opvallende zaken die je graag zelf zou willen toepassen in jouw recensie. 

5. Na 20 minuten bespreken we de opdracht klassikaal. 


























Slide 35 - Tekstslide

Les 5
Programma

- Recensieopdracht controleren en bespreken
1. Noem een beoordelingswoord en argument dat je duidelijk hebt kunnen herkennen. 
2. Wat vind je goed aan de recensie en kun je zelf eventueel gebruiken?
3. Wat vond je een slecht aspect aan de recensie en waarom?

- Leren voor / voorbereiden op de toetsweek

























Slide 36 - Tekstslide