In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
SCIENCE
Slide 1 - Tekstslide
Werken met formules
Vaardigheid die je de rest van science en natuurkunde nodig hebt.
Lijkt ingewikkeld, maar als je het trucje snapt is het helemaal niet moeilijk.
Slide 2 - Tekstslide
Eenheden omreken
Bij sommige reken vragen moet je de eenheid eerst omrekenen. Dat werkt op de zelfde manier als je dat hebt geleerd hebt bij meters. Zorg dat je de stappen van het omrekenen goed uit je hoofd kent.
mm
m
km
x 1000
: 1000
Slide 3 - Tekstslide
0,85 kW = .... W
A
85 W
B
0,0085 W
C
850 W
D
0,085 W
Slide 4 - Quizvraag
452 mA= .... A
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A
Slide 5 - Quizvraag
42 m♥= .... ♥
A
0,042 ♥
B
42000 ♥
C
4,2 ♥
D
420 ♥
Slide 6 - Quizvraag
Werken met formules
Om te kunnen werken met formules moet je alle grootheden, eenheden en formules foutloos kennen.
Leer de volgende dia dus uit je hoofd!
Slide 7 - Tekstslide
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Formule
P = U x I P vul je in deze formule in W in
E = P x t P vul je in deze formule in kW in
Slide 8 - Tekstslide
Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t
h
P
W of kW
E
kWh
Slide 9 - Sleepvraag
Werken met formules
Werk altijd volgens de volgende stappen:
Bekijk wat je moet berekenen.
Bekijk welke formule je gaat gebruiken en schrijf hem op.
Vul de getallen uit de tekst in op de goede plek en in de juiste eenheid.
Bereken je antwoord en schrijf de eenheid erbij.
Slide 10 - Tekstslide
Werken met formules
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 24 V en een stroomsterkte van 1,2 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
P = ?
P = U x I
P = 24 V x 1,2 A
P = 28,8 W
Slide 11 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Slide 12 - Tekstslide
Werken met formules
P = ?
P = U x I
P = 12 V x 0,22 A
P = 2,64 W
Slide 13 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 2
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 45 V en een stroomsterkte van 1,2 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Slide 14 - Tekstslide
Werken met formules
P = ?
P = U x I
P = 45 V x 1,2 A
P = 54 W
Slide 15 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 3
Een stofzuiger wordt aangesloten op het stopcontact (.... V). Er loopt een stroom van 4 A door de stofzuiger.
Bereken het vermogen van de stofzuiger.
Slide 16 - Tekstslide
Werken met formules
P = ?
P = U x I
P = 230 V x 4 A
P = 920 W
Slide 17 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 4
Een föhn wordt aangesloten op het stopcontact. Er loopt een stroom van 4400 mA door de föhn.
Bereken het vermogen van de föhn.
Slide 18 - Tekstslide
Werken met formules
P = ?
P = U x I
P = 230 V x 4,4 A
P = 1012 W
Slide 19 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 5
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1200 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 20 - Tekstslide
Werken met formules
E = ?
E = P x t
E = 1,2 kW x 0,08 h
E = 0,96 kWh
Slide 21 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 6
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 22 - Tekstslide
Werken met formules
E = ?
E = P x t
E = 1 kW x 0,08 h
E = 0,8 kWh
Slide 23 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 7
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W. De waterkoker wordt aangesloten op het stopcontact.
Bereken hoeveel stroom er door de waterkoker loopt.
Slide 24 - Tekstslide
Werken met formules
I = ?
P = U x I
1000 W = 230 V x I
I = 4,3 A
Slide 25 - Tekstslide
SO
Leren: omreken stappen, grootheden, eenheden en formules
Oefenen: oefenopdrachten op de classroom
Goed = alles goed
Voldoende = leer gedeelte alles goed en 75% van de vragen goed.