In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
SCIENCE
Pak je Chromebook en je etui.
Meld je daarna aan bij LessonUp.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Opstarten (5 min)
Uitleg werken met formules (15 min)
Klassikaal oefenen (25 min)
Afsluiten: volgende week SO (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Werken met formules
Vaardigheid die je de rest van science en natuurkunde nodig hebt.
Lijkt ingewikkeld, maar als je het trucje snapt is het helemaal niet moeilijk.
Slide 3 - Tekstslide
Hoe pak je dat aan?
Leren:
- de grootheden en eenheden
- de formules
Oefenen:
- eenheden omrekenen
- opdrachten met formules maken
Slide 4 - Tekstslide
Wat zijn grootheden en eenheden?
Grootheid
a = afstand
T = temperatuur
...
Eenheid
m = meter
°C = graden Celcius
...
Slide 5 - Tekstslide
De grootheden en eenheden van elektriciteit
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Slide 6 - Tekstslide
Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t
h
P
W of kW
E
kWh
Slide 7 - Sleepvraag
Eenheden omreken
Slide 8 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV
Slide 9 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV
Slide 10 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
m
km
x 1000
: 1000
Slide 11 - Tekstslide
500 W = .... kW
A
500000 kW
B
5000 kW
C
5 kW
D
0,5 kW
Slide 12 - Quizvraag
2 V = .... kV
A
0,002 kV
B
2 kV
C
2000 kV
D
2 000 000 kV
Slide 13 - Quizvraag
580 mV = .... V
A
580000 V
B
58000 V
C
5,8 V
D
0,58 V
Slide 14 - Quizvraag
0,85 kW = .... W
A
85 W
B
0,0085 W
C
850 W
D
0,085 W
Slide 15 - Quizvraag
452 mA= .... A
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A
Slide 16 - Quizvraag
42 m♥= .... ♥
A
0,042 ♥
B
42000 ♥
C
4,2 ♥
D
420 ♥
Slide 17 - Quizvraag
Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t
h
P
W of kW
E
kWh
Slide 18 - Sleepvraag
De grootheden en eenheden van elektriciteit
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Slide 19 - Tekstslide
Werken met formules
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Formule
P = U x I
E = P x t
Slide 20 - Tekstslide
Werken met formules
Stappenplan
Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
Schrijf op wat je moet berekenen.
Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
Vul de getallen op de goede plek in.
Bereken je antwoord.
Schrijf de eenheid op.
Slide 21 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
Schrijf op wat je moet berekenen.
Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
Vul de getallen op de goede plek in.
Bereken je antwoord.
Schrijf de eenheid op.
Slide 22 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
Schrijf op wat je moet berekenen.
Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
Vul de getallen op de goede plek in.
Bereken je antwoord.
Schrijf de eenheid op.
Slide 23 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Schrijf op welke informatie je uit de tekst kan halen.
Schrijf op wat je moet berekenen.
Schrijf op welke formule je kan gebruiken.
Vul de getallen op de goede plek in.
Bereken je antwoord.
Schrijf de eenheid op.
Slide 24 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 2
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 45 V en een stroomsterkte van 1,2 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Slide 25 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 3
Een stofzuiger wordt aangesloten op het stopcontact (.... V). Er loopt een stroom van 4 A door de stofzuiger.
Bereken het vermogen van de stofzuiger.
Slide 26 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 4
Een föhn wordt aangesloten op het stopcontact. Er loopt een stroom van 4400 mA door de föhn.
Bereken het vermogen van de föhn.
Slide 27 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 5
Een waterkoker staat 2 minuten aan en heeft een vermogen van 1200 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 28 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 6
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 29 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 7
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W. De waterkoker wordt aangesloten op het stopcontact.
Bereken hoeveel stroom er door de waterkoker loopt.
Slide 30 - Tekstslide
HW
De volgende les krijg je een SO over wat je vandaag geleerd hebt:
Leren: grootheden, eenheden en formules
Oefenen: oefenopdrachten op de classroom
Goed = alles goed
Voldoende = leer gedeelte alles goed en 75% van de vragen goed.