In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
SCIENCE
Pak je Chromebook en je etui.
Meld je daarna aan bij LessonUp.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen vandaag?
Opstarten (5 min)
Uitleg werken met formules (15 min)
Klassikaal oefenen (25 min)
Afsluiten: volgende week SO (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Werken met formules
Vaardigheid die je de rest van science en natuurkunde nodig hebt.
Lijkt ingewikkeld, maar als je het trucje snapt is het helemaal niet moeilijk.
Slide 3 - Tekstslide
Wat ga jij doen?
Leren:
- de grootheden en eenheden
- de formules
Oefenen:
- Je kan alle eenheden omrekenen.
- Je kan rekenen met alle formules.
Slide 4 - Tekstslide
Grootheid
a = afstand
T = temperatuur
...
Eenheid
m = meter
°C = graden Celcius
...
Slide 5 - Tekstslide
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Slide 6 - Tekstslide
Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t
h
P
W of kW
E
kWh
Slide 7 - Sleepvraag
Eenheden omreken
Slide 8 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV
Slide 9 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
cm
dm
m
dam
hm
km
mg
cg
dg
g
dag
hg
kg
mA
cA
dA
A
daA
hA
kA
mV
cV
dV
V
daV
hV
kV
Slide 10 - Tekstslide
Eenheden omreken
mm
m
km
x 1000
: 1000
Slide 11 - Tekstslide
500 W = .... kW
A
500000 kW
B
5000 kW
C
5 kW
D
0,5 kW
Slide 12 - Quizvraag
2 V = .... kV
A
0,002 kV
B
2 kV
C
2000 kV
D
2 000 000 kV
Slide 13 - Quizvraag
580 mV = .... V
A
580000 V
B
58000 V
C
5,8 V
D
0,58 V
Slide 14 - Quizvraag
0,85 kW = .... W
A
85 W
B
0,0085 W
C
850 W
D
0,085 W
Slide 15 - Quizvraag
452 mA= .... A
A
0,452A
B
45200A
C
4,52A
D
4520A
Slide 16 - Quizvraag
42 m♥= .... ♥
A
0,042 ♥
B
42000 ♥
C
4,2 ♥
D
420 ♥
Slide 17 - Quizvraag
Zet de grootheden en de eenheden op de juiste plek
Grootheid
Eenheid
spanning
stroom
tijd
vermogen
energie
U
V
I
A
t
h
P
W of kW
E
kWh
Slide 18 - Sleepvraag
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Slide 19 - Tekstslide
Grootheid
U = Spanning
I = Stroomsterkte
P = Vermogen
E = Elektrische energie
t = tijd
Eenheid
V = volt
A = ampere
W of kW = watt of kilowatt
kWh = kilowattuur
h = uur
Formule
P = U x I
E = P x t
Slide 20 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 1
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 12 V en een stroomsterkte van 0,22 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Slide 21 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 2
Op een website wordt reclame gemaakt voor een ledlamp. Deze zou een laag vermogen hebben. De lamp wordt aangesloten op een spanning van 45 V en een stroomsterkte van 1,2 A.
Bereken het vermogen van de lamp.
Slide 22 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 3
Een stofzuiger wordt aangesloten op het stopcontact (.... V). Er loopt een stroom van 4 A door de stofzuiger.
Bereken het vermogen van de stofzuiger.
Slide 23 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 4
Een föhn wordt aangesloten op het stopcontact. Er loopt een stroom van 4400 mA door de föhn.
Bereken het vermogen van de föhn.
Slide 24 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 5
Een waterkoker staat 2 minuten aan en heeft een vermogen van 1200 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 25 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 6
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W.
Bereken hoeveel energie de waterkoker verbruikt.
Slide 26 - Tekstslide
Werken met formules
Opdracht 7
Een waterkoker staat 5 minuten aan en heeft een vermogen van 1000 W. De waterkoker wordt aangesloten op het stopcontact.
Bereken hoeveel stroom er door de waterkoker loopt.
Slide 27 - Tekstslide
HW
De volgende les krijg je een SO over wat je vandaag geleerd hebt:
Leren: grootheden, eenheden en formules
Oefenen: oefenopdrachten op de classroom
Goed = alles goed
Voldoende = leer gedeelte alles goed en 75% van de vragen goed.