Werkwoordelijk gezegde leerjaar 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 2

To do

Allemaal Lesson up wwg

Basis gaat aan het werk

Kader LV

Kader aan het werk

AFsluiten Blooket samen

Lesdoel

Na deze les kun je,..........

uitleggen wat het werkwoordelijk gezegde is en

kun je deze vinden in een zin.

Het werkwoordelijk gezegde

Alle werkwoorden uit de zin noem je het werkwoordelijk gezegde.

Het werkwoordelijk gezegde vertelt wat er in de zin gebeurt. Soms bestaat het maar uit 1 werkwoord, soms uit meer werkwoorden.

Oefenen

Ik wil een film gaan kijken.

Wil is persoonsvorm(pv)  Wil ik een film gaan kijken?

Gaan en kijken zijn ook werkwoorden

Het werkwoordelijk gezegde is: wil gaan kijken

Hij zou zijn werk inleveren.

Zou is pv, Zou hij zijn werk inleveren?

inleveren is ook een werkwoord

Het werkwoordelijk gezegde is zou inleveren

De speler schopte de bal en scoorde een doelpunt.

schopte is pv, schopte de speler de bal?

scoorde is ook een werkwoord

Het werkwoordelijk gezegde is schopte scoorde

Waar bestaat het werkwoordelijk gezegde uit?

1. alle werkwoorden
2. het onderwerp
3. de persoonsvorm
4. altijd uit 1 werkwoord

Hoe vind je de persoonsvorm uit de zin?

1. zin langer maken
2. onderwerp weglaten
3. zin vragend maken
4. andere woorden erbij halen

Wat is in deze zin de pv?
Zij nam haar tas mee.

1. nam
2. haar
3. zij
4. tas

Wat is in deze zin de pv?
Hij rende hard voor de tram.

1. hard
2. rende
3. hij
4. tram

Wat is in deze zin de pv?
Mijn moeder belde naar school.

1. belde
2. moeder
3. mijn
4. naar

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Zij wilde niet te laat komen.

1. wilde
2. te laat
3. komen
4. wilde komen

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Hij heeft zich weer verslapen.

1. zich
2. verslapen
3. heeft verslapen
4. zich weer

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Ik heb die film al gezien.

1. heb
2. heb gezien
3. gezien
4. die film

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Wij hebben het nieuwe gebouw niet bekeken.

1. hebben
2. hebben bekeken
3. nieuwe gebouw
4. hebben nieuwe gebouw bekeken

Aan het werk

oefentoets 5.3 & 5.4 (weekplanner)

Trainers bijvoegelijk naamwoord en werkwoordelijk gezegde

quizizz

Kader.

Doelen van de les

We herhalen het lijdend voorwerp

Hoe vind je een lijdend voorwerp?

Wat is het lijdend voorwerp?

Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen.

1. Ik
2. kan
3. het lijdend voorwerp
4. een zin

Wat is het lijdend voorwerp?

gekeken.

Het lijdend voorwerp

We 

hebben

vanavond

een serie 

Wat is het lijdend voorwerp?

altijd 

Het lijdend voorwerp

Waar

zet

jij 

jouw racefiets

neer?

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

Lijdend voorwerp

Julia en Kim

gaven

aan hun moeder

een cadeautje

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.

Ik zie haar.

Wij geven jullie een bos bloemen.

Heb je aan je ouders geschreven?

Lijdend voorwerp

Geen lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp

Geen lijdend voorwerp

Wat is het lijdend voorwerp?

De handbaltrainer zet het wedstrijdschema op Facebook. 

.

Het lijdend voorwerp

De handbaltrainer

zet

het wedstrijdschema

op Facebook.

Lijdend voorwerp
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?

Jij kan het lijdend voorwerp in deze zin vinden.

1. jij
2. het lijdend voorwerp
3. in deze zin
4. kan vinden

Quizizz 

Aan het werk

oefentoets 5.5 & 5.6 (weekplanner)

Trainers persoonlijk en bezittelijk vnw

Trainers lijdend voorwerp

quizizz

Basis Quizizz