Blok 5 Over Taal 5.4 B Kijk naar taal

Welkom!
  1. Pak je laptop
  2. Pak je leesboek en ga rustig lezen.
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
  1. Pak je laptop
  2. Pak je leesboek en ga rustig lezen.

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
  1. stappenplan moeilijke woorden
  2. woordenboek de- en het woorden, die/deze en dit/dat.
  3. Beeldtaal

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Als je vaak varieert, dan...
A
wissel je het vaak af.
B
is het heel precies.
C
doe je het vaak op dezelfde manier.
D
is het ongeveer.

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past het best bij deze omschrijving: 'baas van een bedrijf'.
A
aandelen
B
bedrijfsleider
C
hoofdzaak
D
receptionist

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een bijzaak?

Slide 6 - Open vraag

Even oefenen woordenschat

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Stappenplan
moeilijke woorden
Gebruik bij woorden die je niet begrijpt, het stappenplan moeilijke woorden. Als je een woord leest dat je niet begrijpt:
  1. Lees een stukje terug of verder lezen in de tekst. 
  2. Zie je in een woord een uitleg of omschrijving van het moeilijke woord of een woord dat het tegenovergestelde betekent.
  3. Soms helpen de plaatjes of pictogrammen.
  4. Zoek het dan pas op of vraag het.




Slide 9 - Tekstslide

5.4 D Wanneer de of het? 
Voor een zelfstandig naamwoord kan je de, het of een zetten.
Maar wanneer gebruik je nu de of het?

- de koe
- het rund

- het topoboek
- de atlas

Slide 10 - Tekstslide

5.4 D Wanneer de of het? 
  1. In het meervoud komt er altijd de


  2. Bij verkleinwoorden komt er altijd het.



Verder zijn er voor de of het geen regels. Je moet het dus "gewoon" weten en onthouden

Slide 11 - Tekstslide

5.4 D Wanneer de of het? 
  1. Allereerst luister goed.
    Vaak hoor je zelf al of het de of het moet zijn.

  2. Kijk in het woordenboek
    - Bij de-woorden staat vaak de letter m of v (van mannelijk of vrouwelijk), of er staat de bij.
    - Bij het-woorden staat de letter o (van onzijdig) of er staat het bij.

Slide 12 - Tekstslide

Even oefenen de of het?

Slide 13 - Tekstslide



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

schilderij 
A
de
B
het

Slide 14 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

boerderij
A
de
B
het

Slide 15 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

dagboek 
A
de
B
het

Slide 16 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

meisjes
A
de
B
het

Slide 17 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

gedoe
A
de
B
het

Slide 18 - Quizvraag



Welk lidwoord (lw) gebruik je 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

compositie
A
de
B
het

Slide 19 - Quizvraag

5.4 D Wanneer die/deze of dit/dat? 
Maar wanneer gebruik je nu die of deze?
 of
dit of dat?

Eigenlijk is dit regeltje heel simpel!

Slide 20 - Tekstslide

5.4 D Wanneer die/deze of dit/dat? 
  • Bij woorden met de gebruik je die of deze.

  • Bij woorden met het gebruik je dit of dat

Slide 21 - Tekstslide

Even oefenen die/deze of dit/dat?

Slide 22 - Tekstslide



Wat gebruik je bij het 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

compositie
A
die/deze
B
dit/dat

Slide 23 - Quizvraag



Wat gebruik je bij het 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

vrachtschip
A
die/deze
B
dit/dat

Slide 24 - Quizvraag



Wat gebruik je bij het 
bij het zelfstandig naamwoord (znw)?

jongens
A
die/deze
B
dit/dat

Slide 25 - Quizvraag

Instructie 

Slide 26 - Tekstslide

Instructie
Beeldtaal: een taal zonder woorden, maar met een afbeelding. 

Pictogram: een plaatje dat een aanwijzing, verbod of inlichting geeft (verkeer, gebouwen, computer).

Slide 27 - Tekstslide

Zoek op in je woordenboek. Wat is het lidwoord van 'introductie'?
A
de
B
het

Slide 28 - Quizvraag

Zoek op in je woordenboek. Wat is het lidwoord van 'piramide'?
A
de
B
het

Slide 29 - Quizvraag

Zoek een pictogram.

Slide 30 - Open vraag

Zelfstandige verwerking
  • Brons: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)
  • Zilver: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)
  • Goud: blz. 238, opdr. 26, 27 (online maken)

Hoe?
  1. Log in op Magister.
  2. Klik op leermiddelen.
  3. Klik op 'Op niveau'.
  4. Klik op Blok 5 Over Taal.

Klaar? Je kunt ook nog verder werken aan je boekopdracht!
timer
30:00

Slide 31 - Tekstslide

Evaluatie leerdoelen
  • Ik kan in een woordenboek opzoeken of een woord een de-woord of een het-woord is. 
  • Ik kan uitleggen wat beeldtaal is en er voorbeelden van geven.


Slide 32 - Tekstslide

Bedenk een pictogram voor:
'Pas op! Humeurige docent'
Maak een foto en voeg het toe.

Slide 33 - Open vraag

Vooruitblik B5 Lezen
In de volgende les gaan we verder met B3 Over Taal.

Slide 34 - Tekstslide