taalverzorging 3.2 leestekens en tekens bij woorden

3.2 Leestekens en tekens bij woorden
  • punt
  • komma
  • vraagteken
  • uitroepteken
  • dubbele punt
  • aanhalingsteken
  • apostrof
  • trema 
  • accent 
  • weglatingsstreepje
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBO

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.2 Leestekens en tekens bij woorden
  • punt
  • komma
  • vraagteken
  • uitroepteken
  • dubbele punt
  • aanhalingsteken
  • apostrof
  • trema 
  • accent 
  • weglatingsstreepje

Slide 1 - Tekstslide

Punt

Punt: aan het eind van elke zin.


Als verpleegkundige speel je een belangrijke rol in de zorg.

Slide 2 - Tekstslide

Komma
  • basisregel: bij elke "rust" in de zin. 

  1. tussen twee persoonsvormen

      Iets dat je altijd deed zonder erbij na te denken, gaat opeens moeilijk.

    2. in een opsomming

       Mensen met dementie hebben problemen met logisch denken, plannen,           organiseren en het  uitvoeren van activiteiten.










Slide 3 - Tekstslide

Komma
3.  voor een voegwoord     
  Dat vind ik een goed idee, want dan zijn we op tijd klaar.                                     

 De kleuters waren nerveus, omdat Sinterklaas in aantocht was.                                          Bij de voegwoorden "en/ of" hoort geen komma

 4. in een lange zin 
Het is belangrijk, dat je goed controleert welke medicijnen een zorgverlener moet geven.





Slide 4 - Tekstslide

Komma
5. voor en na een aanspreking
Helaas, de volgende keer beter.
Meneer, wilt u even gaan zitten?
Kortom, verpleegkundigen zijn onmisbaar in de gezondheidszorg!

Slide 5 - Tekstslide

In welke zin staan de leestekens goed?
A
Vanmorgen was ik te laat, doordat ik mij had verslapen.
B
Vanmorgen was ik te laat doordat ik mij had verslapen.
C
Vanmorgen was ik te laat doordat, ik mij had verslapen.

Slide 6 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
A
Terwijl ik het bed opmaak, zetten mijn collega's koffie.
B
Terwijl ik het bed opmaak, zetten mijn collega's koffie.
C
Terwijl ik het bed opmaak, zetten mijn collega's koffie
D
Terwijl ik het bed opmaak zetten mijn collegas koffie.

Slide 7 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
A
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat, hij ziek is.
B
De les van meneer Jansen vervalt vandaag omdat hij ziek is.
C
De les van meneer Jansen vervalt vandaag, omdat hij ziek is.
D
De les van Meneer Jansen vervalt vandaag, omdat hij is ziek.

Slide 8 - Quizvraag

In welke zin is goed gespeld?
A
Ik wens je veel succes met je stage en je opleiding.
B
Ik wens je veel succes met je stage, en je opleiding.

Slide 9 - Quizvraag

Dubbele punt
  • Na een aankondiging van een opsomming
Je kunt kiezen uit: een ijsje, patat en drinken.

  • Bij een citaat                                                                                                    De juf zegt: "Ik wil graag beginnen."

Slide 10 - Tekstslide

Aanhalingstekens
  • Als je citeert (woord of zin letterlijk overnemen uit tekst).

       "Ik accepteer en respecteer de ander zoals hij/zij  is."                           geciteerd uit de Schoolgids

  • Opschrijven wat iemand precies zo heeft gezegd.

       Nienke zei:  " Ik zie je vanmiddag om 15.00 uur bij de          

        bushalte."

  • Als je het ironisch bedoelt.                                                                               "Geweldig", de trein is weer eens te laat.


Slide 11 - Tekstslide

Bij welke zin staan de leestekens goed?
A
Sanne zegt: De hygiëne in de crèche is goed.
B
Sanne zegt: "De hygiëne in de crèche is goed."
C
Sanne zegt: "de hygiëne in de crèche is goed. "
D
Sanne zegt de hygiëne in de crèche is goed.

Slide 12 - Quizvraag

Tekens bij woorden- apostrof 
  • Bij meervoud en bezit na -a, -i, -u, -e, o, y, als je het anders gek uit zou spreken
agenda's, logo's, tosti's, Lisa's auto's
  • bezit na een -s klank 
Max' tas, Bas' verjaardag
  • bij weglating 
's middags, 's-Gravenhage 
  • bij afkortingen (cijfer- of letterwoord) 
a4'tje, mbo'er 

Slide 13 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
A
Mijn collegas werden gevraagd voor een interview
B
Mijn collega's werden gevraagt voor een intervieuw.
C
Mijn collegas werden gevraagd voor een interview.
D
Mijn collega's werden gevraagd voor een interview.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is goed gespeld?
A
Die omas hebben vijf tantes.
B
Die oma's hebben vijf tantes.
C
Die omas hebben vijf tante's.
D
Die oma's hebben vijf tante's.

Slide 15 - Quizvraag

Tekens bij woorden- trema
  • als je een letter apart uitspreekt. Klinkt soms als "ieje" of "ijee"
België, officiële, zeeën 

shift " e = ë    
shift "i =ï    

Slide 16 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
A
De slechte hygiene zorgt voor epidemieën.
B
De slechte hygiene zorg voor epidemieën.
C
De slechte hygiëne zorgt voor epidemieën.
D
De hygiëne zorgt voor epidemieen.

Slide 17 - Quizvraag

Tekens bij woorden- accent
  • om aan te geven dat de klank lang (é) of kort (è/ê) wordt uitgesproken 
saté  ('e =é), carrière (`e=è)`, enquête  (shift ^ e)
  • om klemtoon aan te geven (alleen naar réchts) 
Dat moet je zéker doen!  
De patiënt mag maar één tablet.

Slide 18 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
A
In het cafe was maar een dronkenlap.
B
In het café was maar een dronkenlap.
C
In het café was maar één dronkenlap.
D
In het cafe was maar één dronkenlap.

Slide 19 - Quizvraag

Tekens bij woorden- weglatingsstreepje
  • Om aan te geven dat je een deel van het woord weglaat 
voor- en achterkant
in- en uitvoer
aan- en uitkleden

Slide 20 - Tekstslide

Welke zin is goed gespeld?
A
Het eet en drinkgedrag van de baby's is uitstekend.
B
Het eet- en drinkgedrag van de baby's is uitstekend.
C
Het eet- en drinkgedrag van de babys is uitstekend.
D
Het eet- en drinkgedrag van de baby's is uitstekent.

Slide 21 - Quizvraag