In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Thema 4
Mens en Milieu
Basisstof 4
Energie
Slide 1 - Tekstslide
Wat ga je deze week doen
Vragen beantwoorden over bs 4( Test Jezelf).
Nieuwe lestof bekijken in lesson up mt behulp van aantekeningen en video's.
Lezen bs 5
Maken de opdrachten van bs 5 in je werkboek.
Slide 2 - Tekstslide
Herhaling
Fossiele brandstoffen
Brandstoffen ontstaan uit resten van dode planten en dieren.
Voorbeelden brandstoffen zijn : aardolie, steenkool en aardgas.
Energie komt oorspronkelijk uit de zon (via de fotosynthese
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling
kernernergie
Splitsen van atoomkernen (uranium) > levert energie in vorm van warmte
Voordeel: Geen luchtverontreiniging en geen CO2 uitstoot
Nadeel: Radioactief afval (en vrijkomende straling bij ongeluk)
Slide 4 - Tekstslide
Herhaling
Duurzame energie
Zijn energiebronnen die niet opraken en geen milieuvervuiling veroorzaken (en dus geen CO2-uitstoot)
Voorbeelden:
Zonne-energie
Wind-energie (nadeel: horizonvervuiling)
Waterkracht (o.a. stuwdammen en getijdenenergie)
Slide 5 - Tekstslide
Herhaling
Biomassa
Energierijke stoffen uit organisch afvalmateriaal
Komt wel CO2 vrij, maar is door planten tijdens hun groei al opgenomen uit de lucht (dus “CO2-neutraal”)
Biobrandstoffen = men kweekt speciaal planten om brandstof mee te maken
Nadeel: minder landbouwgrond over voor voedsel
Slide 6 - Tekstslide
Test Jezelf
Slide 7 - Tekstslide
Waarvan zijn de energierijke stoffen in fossiele brandstoffen afkomstig?
A
Van verbranding van organisme
B
Van fossielen
C
Van planten en dieren
Slide 8 - Quizvraag
Kenmerken van fossiele brandstoffen zijn: 1 Bij de verbranding ontstaat koolstofdioxide. 2 Bij de verbranding komt energie vrij.
Welke kenmerk(en) is (zijn) een nadeel van fossiele brandstoffen?
A
Alleen kenmerk 1
B
Alleen kenmerk 2
C
Zowel kenmerk 1 als kenmerk 2
D
Geen van beid kenmerken
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor soort brandstoffen zijn gas en steenkool?
Slide 10 - Open vraag
Casper en Hans doen een uitspraak over biobrandstoffen. Casper zegt dat alle biobrandstoffen klimaatneutraal zijn, behalve brandstof uit algen. Hans zegt dat er voor biobrandstof uit algen geen landbouwgrond nodig is om algen te laten groeien. Wie heeft (hebben) gelijk?
A
Alleen Casper heeft gelijk
B
Alleen Hans heeft gelijk
C
Casper en Hans hebben allebei gelijk
D
Casper en Hans hebben geen van beide gelijk
Slide 11 - Quizvraag
Is een energiebron die niet opraakt en geen milieuvervuiling veroorzaakt een duurzame energiebron?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quizvraag
Jos wil graag meewerken aan een schoner milieu en doucht voortaan vijf minuten in plaats van vijftien minuten. Zijn vriend Floris zegt dat hij op die manier alleen water bespaart, maar geen energie. Heeft Floris wel of geen gelijk?
A
Wel gelijk
B
Geen gelijk
Slide 13 - Quizvraag
Lpg (autogas) is een brandstof die ontstaat bij de productie van benzine. Bij de meeste benzinestations kun je lpg, benzine en diesel tanken (zie de afbeelding). Welke van deze brandstoffen zijn fossiele brandstoffen?
A
Alleen benzine en diesel
B
Alleen benzine en lpg
C
Alleen diesel en lpg
D
Benzine, diesel en lpg
Slide 14 - Quizvraag
Diep in de aarde is de temperatuur hoog. Deze warmte kan worden gebruikt voor onze energievoorziening en wordt aardwarmte genoemd. Is aardwarmte een duurzame vorm van energie?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Is uranium een fossiele brandstof?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Stimuleert de overheid het gebruik van fossiele brandstoffen?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Kunnen fossiele brandstoffen gebruikt worden om elektriciteit op te wekken?
A
Niet
B
Wel
Slide 18 - Quizvraag
Basisstof 5 De lucht
Lesdoel
Je kunt beschrijven wat het broeikasteffecten is
Je kunt oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikasteffect en het klimaatverandering noemen
Slide 19 - Tekstslide
Uitleg Basisstof 5 De lucht
Kijk naar de volgende video in de volgende dia
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Video
De Dampkring
De aarde omringd door een dampkring.
De dampkring wordt ook wel de atmosfeer genoemd.
De atmosfeer bestaat uit verschillende gassen.
Slide 22 - Tekstslide
Zonnestraling
De aarde ontvangt straling(zonlicht) van de zon.
Een deel van de zonnestraling bereikt het oppervlak en een deel wordt weerkaats door gassen in de atmosfeer. Kijk naar de afbeelding.
Slide 23 - Tekstslide
Warmte-uitstraling
Op aarde wordt een deel van het zonlicht omgezet in warmte.
Een deel van de warmte verdwijnt de ruimte in, de rest wordt vastgebonden door de dampkring.
In de afbeelding zie je dat zonlicht kan worden omgezet in warmte. Wanneer zonlicht op een plek geconcentreerd wordt, dan kan er veel wamte vrijkomen.
Slide 24 - Tekstslide
Het broeikaseffect
Sommige gassen in de atmosfeer ( ook wel dampkring genoemd) houden de warmte-uitstralingen door de aarde tegen.
Door beperkingen van de warmte-uitstraling wordt het warmer op aarde.
Dit wordt het broeikasteffect genoemd.
Het broeikasteffect is een goede zaak.
Zonder het broeikaseffect zou het op aarde gemiddeld -18 °C zijn
Slide 25 - Tekstslide
Werking van broeikasteffect
Zonlicht bereikt de atmosfeer van de aarde
Een deel van het zonlicht wordt door de atmosfeer weerkaats
Een deel van het zonlicht bereikt het aardoppervlak
Het zonlicht wordt op aardd omgezet in warmte
de aarde straalt warmte uit.
een deel van de warmte verlaat de atmosfeer
een deel van de warmte wordt vafstgebonden door de atmosfeer
Slide 26 - Tekstslide
Broeikasgassen
De belangerijkste broeikasgassen zijn waterdamp en koolstofdioxide
Andere belangerijke broeikasgassen zijn onder andere:
methaan
ozon
CFK's
Slide 27 - Tekstslide
Gevolgen van het versterkte broeikaseffect
Door het versterkte broeikaseffect kan het klimaatverandering optreden
Hogere tempraturen kunnen leiden tot gedroogte en woenstijnvroming.
Door het smelten van het gletsjers en ijskappen op de Noordpool en Zuidpool stijgt de zeespiegel.
Slide 28 - Tekstslide
Het versterkte broeikaseffect
Door toegnomen gebruik van fossiele brandstoffen is er in de afgelopen 100 jaar meer CO2 in de atmosfeer terecht gekomen.
Het broeikaseffect is vooral hierdoor versterkt en de gemiddelde tempratuur op aarde is met o,8°C gestegen .
Het broeikaseffect wordt ook versterkt door andere factoren , zoals drijfgassen uit spuitbussen
Slide 29 - Tekstslide
Gevolgen voor de natuur
Door klimaatverandering veranderen de verspreidingsgebieden van planten-en diersoorten.
Door warmer weer tijdens winter en voorjaar krijgen planten eerder in het jaar bladeren, en bloeien ze eerder.
Diersoorten die voor hun voedsel direct of indirect van deze planten afhankelijk zijn, moeten hun jaarritme aanpassen
Slide 30 - Tekstslide
In 1928 bedekte de Upsala gletsjer in Argentinië de gehele vallei
Smeltende gletsjers door versterkt broeikaseffect.
Slide 31 - Tekstslide
Gevolgen voor gezondheid
Bij warm weer neemt het aantal sterfgevallen toe.
Onder andere de vorming van smog bij warm weer zorgt voor extra sterfgevallen.
Sommige ziekte, zoals de ziekte van Lyme, komen vaker voor als de gemiddelde tempratuur stijgt.