Staat een bijvoeglijk naamwoord voor of achter een zelfstandig naamwoord?
A
Alleen ervoor
B
Alleen erachter
C
Kan allebei
Slide 9 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands wat je in je opdracht zou kunnen gebruiken en dat iets zegt over een kledingstuk/accessoire/geurtje.
Slide 10 - Open vraag
Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
C'est un pantalon noir
A
un
B
c'est
C
pantalon
D
noir
Slide 11 - Quizvraag
Welk woord in deze zin is een bijvoeglijk naamwoord?
Paris est une belle ville
A
Paris
B
belle
C
ville
D
une
Slide 12 - Quizvraag
(Mooi, leuk) C'est une _____ veste.
A
jolie
B
jolis
C
joli
D
jolies
Slide 13 - Quizvraag
(Goede) C'est un _____ mannequin.
A
bonnes
B
bonne
C
bons
D
bon
Slide 14 - Quizvraag
Welke zin is goed? 1. Les jaunes jupes. 2. Les jupes jaunes.
A
1
B
2
C
Beide zinnen
Slide 15 - Quizvraag
Nog even opfrissen: afrondende opdracht: inspiratie
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Wat is een slogan?
Een korte, pakkende zin die je makkelijk onthoudt en die iets zegt over een merk.
Voorbeelden:
Chanel: 'Là commence la beauté = Daar begint schoonheid.
Just do it. Nike.
Le coq sportif - Jeu d'équipe, jeu de famille = teamspel, familiespel
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Weet je nu weer hoe je het bijvoeglijk naamwoord gebruikt in het Frans?
A
Ja, wist ik sowieso nog.
B
Ja, dit heeft me geholpen.
C
Ik heb nog hulp nodig.
Slide 20 - Quizvraag
Ik weet wat ik voor de afrondende opdracht moet doen en heb een planning gemaakt.