Economie Integraal Havo 4 Hoofdstuk 1

Herhaling hoofdstuk 1
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 1

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de definitie van een schaars product?

Slide 2 - Open vraag

Met koopkracht bedoelen we...
A
Inkomen
B
Wat ik met mijn geld kan kopen
C
Inflatie
D
De mate waarin ik in mijn behoeften kan voorzien.

Slide 3 - Quizvraag

Bij welvaart ..... wordt alleen rekening gehouden met koopkracht
A
in ruime zin
B
in enge zin

Slide 4 - Quizvraag

De nominale inkomensgroei is 3%.
De inflatie is 2%
Hoeveel is de reële inkomensgroei?
Rond af op twee decimalen.

Slide 5 - Open vraag

Een budgetlijn verschuift zoals hiernaast. Wat is gebeurd?
A
Patat (Y) is duurder geworden
B
Milkshakes (X) zijn goedkoper geworden
C
Je budget is gestegen
D
Je budget is gedaald

Slide 6 - Quizvraag

Een budgetlijn verschuift zoals hiernaast. Wat is gebeurd?
A
Patat (Y) is duurder geworden
B
Milkshakes (X) zijn duurder geworden
C
Je budget is gestegen
D
Je budget is gedaald

Slide 7 - Quizvraag

Twee mensen zijn allebei ergens anders goed in. Daarom doen zij allebei een taak en ruilen zij de producten die ze over hebben.
Geld zorgt voor een vermindering hiervan.
Het kost een leraar 30 minuten om één les voor te bereiden.
Arbeidsproductiviteit
Arbeidsverdeling
Transactiekosten

Slide 8 - Sleepvraag

Aan het eind van de maand krijg je je salaris van je werkgever. Aan de balie bij de winkel reken je af met je pinpas.
Terwijl je in de winkel loopt kom je langs de fruitafdeling. Je ziet op een bordje staan: appels €1, peren €2.
Een deel van je salaris zet je op de bank om later iets van te kopen.
Oppotfunctie
Ruilfunctie
Rekenfunctie

Slide 9 - Sleepvraag

De waarde die op geld staat noemen we de ...
A
Nominale waarde
B
Intrinsieke waarde
C
Interne waarde
D
Externe waarde

Slide 10 - Quizvraag

Wanneer de intrinsieke waarde hoger is dan de extrinsieke waarde, is er sprake van ...
A
Fiduciair geld
B
de Wet van Gresham: het geld gaat uit de roulatie
C
maatschappelijk geld
D
directe ruil

Slide 11 - Quizvraag

Maken: op weg naar het examen
bladzijde 37

Slide 12 - Tekstslide