Talent lezen 5.3 Les 1

lezen 5.3
> Je weet wat een beknopte en wat een schematische samenvatting is

>Je kunt verschillende tekststructuren onderscheiden en benoemen 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

lezen 5.3
> Je weet wat een beknopte en wat een schematische samenvatting is

>Je kunt verschillende tekststructuren onderscheiden en benoemen 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vat jij samen?

Slide 3 - Woordweb

Samenvatten
Beknopte samenvatting

 1. je vat de hoofdzaken van de tekst samen
 2. je gebruikt hele zinnen
3. je gebruikte signaalwoorden en verwijswoorden
4. maak gebruik van de tekststructuur

Slide 4 - Tekstslide

Hoe vind ik de tekststructuur?
Om te weten met welke tekststructuur je te maken hebt,
kun je vragen stellen.

Bij elke tekststructuur kun je specifieke vragen stellen

Kijk in je boek op blz. 94

Slide 5 - Tekstslide

Hoe vind ik de hoofdzaken?
Gebruik bij het samenvatten de (vaste) tekststructuur van de tekst!

1.  verklaringsstructuur (oorzaken, gevolgen, verklaringen)

2. voor- en nadelenstructuur (voor- en tegenargumenten)

3. probleem-oplossingsstructuur (er wordt een probleem opgelost)


Slide 6 - Tekstslide

Verklaringsstructuur

• Welk verschijnsel wordt behandeld?
Het stranden van walvissen voor de kust van Australië.

• Wat zijn redenen/oorzaken/verklaringen?

• Welke verklaring is het belangrijkst/waarschijnlijkst?

Slide 7 - Tekstslide

Voor- en nadelenstructuur
• Wat wordt beoordeeld?
Voorbeeld: de coronavirus-app

• Wat zijn de voordelen van gebruik? Wat zijn de nadelen?

• Wat is de conclusie?

Slide 8 - Tekstslide

Probleem-oplossingsstructuur
• Wat is het probleem?
Voorbeeld: beschadigingen aan fietsen in de
fietsenstalling op school

• Wat zijn de oorzaken? Wat zijn de gevolgen?

• Welke oplossing(en) noemt de tekst?

Slide 9 - Tekstslide

Conclusie-argumenten structuur
• Wat is het standpunt van de schrijver of wat is zijn stelling?

• Wat zijn de argumenten vóór of tegen de stelling? 

• Welke conclusie wordt er genoemd?

= bij betogende / overtuigende teksten

Slide 10 - Tekstslide

Schematische samenvatting
De schematische samenvatting:

Je vat een tekst meer grafisch samen,
als een schema.

- een handig hulpmiddel als je een tekst moet leren
- een manier om te controleren of je de tekst snapt

Slide 11 - Tekstslide

Schematische samenvatting
•    Stel eerst de hoofdzaken vast: het onderwerp, de deelonderwerpen en de         belangrijkste informatie.
•     Vat de informatie samen in steekwoorden / korte zinnen.
•     Noteer de steekwoorden of zinnetjes overzichtelijk, zodat het verband               duidelijk wordt. 
•     Geef verbanden tussen de onderdelen aan met signaalwoorden of                        tekens. 
•      Zet opsommingen  altijd onder elkaar. Zie ook de theorie op blz. 96

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten 5.3
Maak oefening 2, 3 en 10

Samen lezen tekst 1
Maken 6 en 7

Klaar? Begin aan de samenvatting bij opdracht 8


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Samenvatten
  • Samenvatting = korte weergave van de tekst in eigen woorden.

  • Stap 1: bepaal het onderwerp en de hoofdgedachte van de tekst.
  • Stap 2: achterhaal per alinea wat er wordt gezegd over het onderwerp. Let hierbij op kernzinnen.
  • Stap 3: Maak er een logisch geheel van (verbind de losse zinnen).
  • Stap 4: controleer je samenvatting.

Slide 16 - Tekstslide

Controleren
Controleer je samenvatting. 

  • Staat de belangrijkste boodschap in de samenvatting?
  • Staan alle hoofdzaken in de samenvatting?
  • Heb je geen bijzaken opgenomen?
  • Heb je een logisch geheel van de samenvatting gemaakt?
  • Is de samenvatting volledig

Pas je samenvatting zo nodig aan.

Slide 17 - Tekstslide

Hoofdzaken
Hoe en waar vind je de hoofdzaken?

  • Vaak in de eerste, de tweede en/of de laatste zin van een alinea.
  • Daartussen staan vaak voorbeelden, toelichtingen of een verdere uitleg, dat zijn bijzaken.
    Denk aan een hamburger... 

Stel jezelf de volgende vragen:
  1. Heb ik deze zin nodig om de tekst/de alinea goed te begrijpen?
  2. Wat zegt deze zin over het (deel)onderwerp?
Hoofdzaken (structuur)
Hoofdzaken (structuur)
Bijzaken (vulling)

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide