Herhaling hoofdstuk 2

Herhaling hoofdstuk 3: Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling hoofdstuk 3: Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

Slide 1 - Tekstslide

Hoe ontstond in Nederland in de 20e eeuw een verzorgingsstaat?
  • Noem op wat je nog weet van hoofdstuk 3.

Slide 2 - Tekstslide

Welke groepen mensen kwamen in de 19e eeuw in de problemen?
  • Vooral de arbeiders in de grote steden hadden het slecht;
  • Mannen, vrouwen en kinderen vanaf 12 jaar werkten in de fabrieken; 
  • Goede werkomstandigheden? 
  • Als je niet kon werken, had je geen inkomen. Je moest dan geholpen worden door familie, door kerken of door liefdadigheid van rijken.
  • Wat is liefdadigheid?

Slide 3 - Tekstslide

Hoe reageerde de politiek op de toename van het aantal armen?
  • Er waren geen sociale wetten (wetten die de gevolgen van armoede, ziekte, ouderdom en werkloosheid bestrijden);
  • De armenwet wordt ingevoerd in 1854;
  • Men was bang voor diefstal en rellen;
  • Waarom?
  • Alleen armen die niet gesteund werden door de kerk of door familie, kregen hulp. 

Slide 4 - Tekstslide

Hoe reageerde de politiek op de toename van het aantal armen?
  • Liberalen: vonden dat vrijheid goed was voor de burgers en de samenleving. Zij vonden dat iedereen voor zichzelf moest zorgen.
  • Socialisten: vonden dat iedereen gelijkwaardig is en dat de regering meer moest doen om de arbeiders te helpen. Armoede was volgens hen de schuld van de rijke fabrieksdirecteuren.
  • Confessionelen: katholieken en protestanten die vanuit het geloof een politieke partij oprichtten. Als je arm was, had God dat zo gemaakt en moest je dat accepteren. 

Slide 5 - Tekstslide

Wat veranderde in de armenzorg rond 1900?
  • Arbeiders gingen van het platteland naar de stad;
  • In 1873 ging het erg slecht met de economie en verloren veel mensen hun baan = meer armoede;
  • In 1874 kwam het Kinderwetje van Van Houten;
  • Wat was dat? 
  • Meer wetten in 1900: de Leerplichtwet, de Ongevallenwet en de Woningwet.

Slide 6 - Tekstslide

Welke gevolgen had de economische crisis in Nederland?
  • In 1929 brak in de Verenigde Staten een grote economische crisis uit;
  • Hoe kan het dat Nederland ook last had van die crisis?
  • Bedrijven konden hun producten niet meer verkopen = minder produceren = arbeiders ontslaan; 
  • De werkloosheid nam toe;
  • In 1931 begon de steunverlening;
  • Mensen tussen de 21 en 60 jaar die buiten hun schuld werkeloos waren, kregen een uitkering;
  • Mensen kwamen terecht in de werkverschaffing.

Slide 7 - Tekstslide

Hoe reageerde de regering op de crisis?
  • Veel werklozen hadden het slecht;
  • Minister-president Colijn koos voor een aanpassingspolitiek;
  • De regering ging minder geld uitgeven;
  • Maar... daardoor kregen de mensen ook minder steun. 

Slide 8 - Tekstslide

Hoe leidde de crisis tot onrust in de samenleving?
  • Veel werklozen schaamden zich voor hun situatie;
  • Waardoor kwam dat? 
  • Er waren protesten tegen de armoede, de vernederingen en de maatregelen van de regering;
  • Bijvoorbeeld: de Jordaanoproer.

Slide 9 - Tekstslide

Welke maatregelen nam de overheid na de Tweede Wereldoorlog?
  • Het land werd weer opgebouwd met behulp van het harmoniemodel
  • Minister-president Willem Drees nam maatregelen om de armoede te verminderen;
  • De verzorgingsstaat wordt opgebouwd;
  • Niemand hoeft meer in echte armoede te leven. Mensen die niet voor zichzelf kunnen zorgen krijgen een uitkering.

Slide 10 - Tekstslide

Hoe zag de verzorgingsstaat eruit?
Nieuwe wetten die verschillende groepen recht gaven op een uitkering:
  • De Werkloosheidswet (WW)
  • De Algemene Ouderdomswet (AOW)
  • De Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW), werd later de Nabestaandenwet (ANW)

Door de verzorgingsstaat had iedereen sociale zekerheid.

Slide 11 - Tekstslide

Welke problemen ontstonden er in de verzorgingsstaat?
  • Door een economische crisis werden steeds meer mensen werkloos;
  • De uitgaven van de overheid stegen terwijl de inkomsten juist daalden;
  • Een ander probleem was de toename in echtscheidingen;
  • Sommige mensen maakten misbruik van de uitkeringen; 

Slide 12 - Tekstslide

Welke problemen ontstonden er in de verzorgingsstaat?
Er kwamen een aantal maatregelen om de verzorgingsstaat weer betaalbaar te maken:
  • De regels voor het krijgen van een uitkering werden strenger
  • De hoogte van de uitkeringen ging omlaag
  • De periode van een uitkering werd korter
  • Er kwam meer controle om fraude tegen te gaan

Toch zijn er nog altijd zorgen over de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat, waarom?

Slide 13 - Tekstslide

Hoe veranderde de gezondheidszorg?
  • De leefomstandigheden in de 19e eeuw waren erg slecht;
  • Waarom? noem voorbeelden
  • De volksgezondheid werd verbeterd door preventieve maatregelen; (riolering aangelegd, dokters beter opgeleid, de Woningwet)
  • In 1940 werd het ziekenfonds opgericht, dat is een verplichte verzekering voor gezondheidszorg;
  • Na WOII verbeterde de gezondheidszorg enorm. 

Slide 14 - Tekstslide

Herhaling hoofdstuk 3: Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland (Quiz!!)

Slide 15 - Tekstslide

Rond 1870 trokken veel mensen van het platteland naar de stad voor een 'beter leven'. Waardoor werd hun leven uiteindelijk niet beter?
A
Mensen moesten hard werken in de fabrieken.
B
Er was geen geld voor medische zorg.
C
Mensen verdienden erg weinig geld.

Slide 16 - Quizvraag

Hoe kon het dat er regelmatig besmettelijke ziektes, zoals cholera, uitbraken? Vooral de arbeiders hadden hier last van.

Slide 17 - Open vraag

In het midden van de 19e eeuw had Nederland nog geen sociale wetten. Wat zijn sociale wetten?

Slide 18 - Open vraag

Niet iedereen kreeg steun door de Armenwet in 1854. Wanneer kwam je in aanmerking voor de steun?

Slide 19 - Open vraag

Deze groep mensen in de regering vond dat vrijheid goed was voor de mens. Zij vonden dat iedereen voor zichzelf moest zorgen. Dit waren de...
A
Confessionelen
B
Socialisten
C
Communisten
D
Liberalen

Slide 20 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat het Kinderwetje van Van Houten inhield.

Slide 21 - Open vraag

Waarom hadden mensen in Nederland ook last van de economische crisis in de jaren '30?

Slide 22 - Open vraag

Als je geen geld had kon je steun krijgen. Waarom moesten mensen die steun kregen zich melden bij het gemeentehuis?
A
Zo wist de gemeente dat ze niet stiekem bijverdienden.
B
Ze kregen daar te horen wat ze die dag moesten doen.
C
Daar konden ze hun geld ophalen.

Slide 23 - Quizvraag

Leg in je eigen woorden uit wat de verzorgingsstaat is.

Slide 24 - Open vraag

Noem 1 probleem van de verzorgingsstaat. Tip: het heeft te maken met de AOW

Slide 25 - Open vraag

Door vervuild drinkwater braken er rond 1860 vier grote epidemieën uit. Wat is een epidemie?
A
Een besmettelijke ziekte die zich snel verspreidt.
B
Een besmettelijke ziekte die dodelijk is.
C
Een besmettelijke ziekte in een regio.
D
Een besmettelijke ziekte over de hele wereld.

Slide 26 - Quizvraag

Noem 1 maatregel die werd genomen om de volksgezondheid te verbeteren.

Slide 27 - Open vraag

Leg uit waarom De Tweede Wereldoorlog positieve gevolgen had voor de gezondheidszorg.

Slide 28 - Open vraag